Suriname
In 1667 veroverde Nederland Suriname op de Engelsen. Voor het werk op de plantages (suiker, koffie, cacao en katoen) werden tot slaag gemaakten uit Afrika gehaald. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 werd het arbeidstekort opgevuld door contractarbeiders uit Java, China en India. Tot 1975 was Suriname een Nederlands gebiedsdeel. Al eeuwen werd er op en neer gereisd tussen Suriname en het Nederlandse moederland. Vooral door plantage-eigenaren, ambtenaren en hun familieleden. In de 20ste eeuw kwamen veel Surinamers naar Nederland om te studeren, maar vanaf de jaren twintig ook om te werken, bijvoorbeeld als muzikant of later verpleegster. De grootste groep echter vestigde zich rond de onafhankelijkheid in 1975. De grootste bevolkingsgroepen zijn Creolen (afstammelingen van Afrikaanse tot slaaf gemaakten) en Hindoestanen (afstammelingen van Indiase contractarbeiders).