Periode

1945-heden

Het aantal migranten in Nederland nam in de tweede helft van de 20ste eeuw sterk toe. Aan het eind van de eeuw lag het aandeel van migranten in de bevolking zelfs weer op het niveau van de Republiek in de zeventiende eeuw. Uit de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog verrees een zeer welvarend Nederland, dat veel migranten aantrok. De migranten kwamen uit andere landen dan in vroegere perioden. Weliswaar vormden Duitsers, net als voorheen, lange tijd de belangrijkste groep migranten, maar na 1960 vormde hun aantal nog maar een fractie van de grote groep vreemdelingen in Nederland. De economische groei in het Westen trok veel arbeidsmigranten aan. Zij kwamen eerst overwegend uit Europese landen, daarna van buiten Europa. Goedkope en makkelijke transportverbindingen droegen hieraan bij. Door de onafhankelijkheid van de koloniën in Oost en West kwamen veel migranten uit die delen van de wereld naar Nederland. Politieke vluchtelingen kwamen eveneens uit alle delen van de wereld. De ontwikkeling en uitbreiding van de Europese Unie leidden tot de komst van inwoners van andere lidstaten.

Vertrek 'Tabinta' met emigranten voor Zuid-Afrika (1948)

Emigratie naar Zuid-Afrika

Aarzelende emigratie tijdens de jaren 1930

Na de uitbraak van de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) tussen het Britse bestuur en de Zuid-Afrikaanse Boerenbevolking viel de migratie van Nederland naar de voormalige Kaapkolonie tijdelijk stil. Dat veranderde in de jaren 1930, toen Nederlanders naar Zuid-Afrika trokken om werk te vinden in de daar groeiende economie. De Nederlandsch Zuid-Afrikaanse Vereeniging (NZAV), de Stichting Landverhuizing Nederland en de nationalistische Afrikaners in Zuid-Afrika promootten sterk de taalkundige, historische en culturele banden tussen Nederland en de Boerenbevolking in Zuid-Afrika.

Toch liep het met de immigratie van Nederlanders naar de toenmalige Unie van Zuid-Afrika nog geen storm in de jaren dertig. De nieuwe staat stimuleerde weliswaar Europese immigratie om het aantal witte inwoners te vergrootten, maar de overheid stond huiverachtig tegenover een aanzienlijke Nederlandse immigratie uit angst voor een versterkte positie van de Afrikaanders. Daarom moesten alle niet-Britse migranten een migratie-vergunning aanvragen. Bovendien moesten ze bewijs kunnen voorleggen van hun economische zelfvoorzienigheid, gezondheid en goed gedrag, en van hun ‘inpasbaarheid binnen de blanke natie’. Die laatste categorie was ingevoerd uit antisemitische beweegredenen, om de immigratie van joden tegen te houden.

Nederlandse emigratie tussen 1945 en 1970

Na de Tweede Wereldoorlog nam de Nederlandse emigratie naar Zuid-Afrika sterk toe. In de periode tussen 1946 en 1978 vestigden ongeveer 44.000 Nederlanders zich in Zuid-Afrika. Aanvankelijk probeerde de Nederlandse overheid de emigratie nog te beperken om zoveel mogelijk mankracht te behouden voor de naoorlogse heropbouw. Vanaf 1947, een jaar voor de officiële invoering van het Apartheidssysteem, veranderde de regering echter haar houding omwille van de toenemende werkloosheid en het stijgende geboortecijfer in Nederland. Het Ministerie van Sociale Zaken ondersteunde aspirant-emigranten op financieel en logistiek vlak en KLM bood goedkope vliegtuigtickets aan voor de reis naar Zuid-Afrika. Het racistische Apartheidsbeleid van het Zuid-Afrikaanse regime vormde geen bezwaar voor de Nederlandse overheid om emigratie naar het land te stimuleren.

De internationaal georiënteerde regering van Jan Christian Smuts in Zuid-Afrika was ook sterke voorstander van meer Europese immigratie. Enerzijds zou die migratie de banden met de Europese landen versterken. Anderzijds hoopte Smuts via Europese immigratie tegenwicht te bieden aan de groeiende, zich emanciperende zwarte bevolking in Zuid-Afrika. Wel stelde de Zuid-Afrikaanse overheid de voorwaarde dat immigranten met communistische of nationaalsocialistische sympathieën niet toegelaten zouden worden. Toen in 1948 de Nationale Partij aan de macht kwam in Zuid-Afrika, werd het immigratiebeleid restrictiever. Er kwam een keuringscomité in Den Haag dat erop toezag dat enkel geschoolde Nederlanders naar Zuid-Afrika zouden migreren. Bovendien moesten emigranten een werkgevers- of garantieverklaring kunnen voorleggen die aantoonde dat ze een Zuid-Afrikaanse werkgever of Nederlandse overheidsinstelling hadden die voor hun economische situatie garant stond. Omwille van de grote tekorten in de Zuid-Afrikaanse auto- en metaalindustrie werd deze wetgeving uiteindelijk versoepeld in de jaren 1950.

De meeste Nederlanders die in de naoorlogse periode naar Zuid-Afrika vertrokken, kwamen uit Zuid- en Noord-Holland. Bovendien waren velen onder hen repatrianten uit voormalig Nederlands-Indië die niet konden aarden in de Nederlandse maatschappij. De meeste Nederlanders in Zuid-Afrika leefden gesegregeerd en gingen enkel om met een klein deel van de witte Zuid-Afrikaanse bevolking. Ze werkten voornamelijk in de administratieve en de dienstverlenende sector. Na het bloedbad van Sharpeville in 1960 keerde de Nederlandse overheid zich tegen het Apartheidsregime en stopte ze de actieve promotie van emigratie naar Zuid-Afrika. Uiteindelijk zou de Nederlandse emigratie naar Zuid-Afrika zo goed als stilvallen in de jaren 1970.

Foto

Steenkamp, 'Vertrek "Tabinta" met emigranten voor Zuid-Afrika', Anefo - Nationaal Archief (1948). 

Meer lezen?

Burnett, Andrew, The Dutch Rediscover the Dutch-Africans (1847–1900). Brother Nation or Lost Colony?(Leiden 2022).

Henkes, Barbara. ‘Een warm welkom voor blanke nieuwkomers? Nederlandse emigratie en Zuid-Afrikaanse natievorming (1902-1961)’. The Low Countries Journal of Social and Economic History 10, no.1 (2013): 2-39.

Obdeijn, Herman en Marlou Schrover, ‘Komen en gaan. Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550’  (Amsterdam 2008).

Periode
Motief
Van

Emigratie naar Canada na de Tweede Wereldoorlog

Canada voerde een streng immigratiebeleid tijdens de economische recessie van de jaren 1930. Als gevolg daarvan nam de emigratie van Nederlanders naar Canada tijdelijk af, maar het land werd opnieuw een populaire migratiebestemming na de Tweede Wereldoorlog. Daarin speelde het positieve imago van de Canadese soldaten bij de bevrijding van Nederland een belangrijke rol. Er ontstonden veel gemengde relaties tussen Canadese soldaten en Nederlandse vrouwen. Zo’n 1800 vrouwen volgden hun Canadese partner en vestigden zich aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Tegelijkertijd stimuleerde de Netherlands-Canadian Settlement Scheme van 1947 de emigratie van Nederlandse boeren naar Canada. Dat beleid bleek succesvol. Tussen 1945 en 1960 vestigden maar liefst 142.262 Nederlanders zich in Canada. Na 1960 verminderde deze migratie, terwijl Australië en de Verenigde Staten van Amerika steeds populairdere bestemmingen werden.

De meeste Nederlanders in Canada woonden ofwel in het zuiden van Ontario aan de Oostkust ofwel in het zuiden van Alberta of British Columbia aan de Westkust. Zij waren veelal gereformeerde christenen, met een kleine concentratie van bevindelijk gereformeerde gemeenschappen. Opvallend genoeg integreerden Nederlanders in Canada in de eerste jaren na hun migratie sneller in de Canadese maatschappij dan nadien. Wanneer hun financiële positie verbeterde en het aantal Nederlandse emigranten toenam, richtten veel Nederlanders zich meer op hun eigen cultuur en gemeenschap.

Meer lezen?

Andere Tijden. Emigratie naar Canada. 4 juni 2002: https://www.vpro.nl/speel~POMS_VPRO_215519~emigratie-naar-canada-andere-tijden~.html.

Biemond-Boer, Betsy. “ ‘Die Hollanders zijn gek!’ Identiteit en integratie van bevindelijk gereformeerden in Canada’” (Amsterdam 2008).

Koops, Enne. ‘De dynamiek van een emigratiecultuur. De emigratie van gereformeerden, hervormden en katholieken naar Noord-Amerika in vergelijkend perspectief (1947-1963)’ (Hilversum 2010).

Obdeijn, Herman en Marlou Schrover, ‘Komen en gaan. Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550’  (Amsterdam 2008).

Periode
Motief
Van
Naar

Vluchtelingen uit Somalië

Burgeroorlog

Na een militaire staatsgreep in Somalië kwam in 1969 de generaal Mohamed Siad Barre aan de macht. Hij installeerde de communistische Revolutionaire Raad, nationaliseerde de industrie en investeerde in onderwijs en infrastructuur. In 1977 brak een oorlog uit met het grote, en eveneens communistische, buurland Ethiopië nadat Barre een deel van Ethiopië (de Ogaden regio) had bezet. Het conflict liep uit de hand in 1978 na de inmenging van de Sovjet Unie en 20.000 Cubaanse troepen die Ethiopië steunden. Als gevolg hiervan zocht Somalië steun bij de Amerikanen en zo werden Ethiopië en Somalië een speelbal in de Koude Oorlog. In de jaren tachtig werd het regime van Barre steeds minder populair en de opstand van uiteenlopende groepen rebellen, gesteund door Ethiopië, leidde tot een burgeroorlog en uiteindelijk tot het afzetten van Barre in 1991.

Al-Shabaab

Omdat geen enkele groep sterk genoeg was om de macht te grijpen, raakte het land in een diepe economische en politieke crisis, waarin het normale leven, inclusief onderwijs, volledig tot stilstand kwam. Pas in 2007, na een lange gewapende strijd en inmenging van buurland Ethiopië en de Amerikanen, kwam er een federale regering aan de macht die het grootste deel van het land controleerde. Deze regering werd echter onmiddellijk ondermijnd door de terroristische jihadistische organisatie Al-Shabaab. Hoewel er in 2012 opnieuw een centrale federatieve democratische regering werd geïnstalleerd, blijft het land geplaagd door allerlei opstandige groepen.

Somalische vluchtelingen

Deze turbulente geschiedenis van vrijwel constant geweld en burgeroorlog heeft veel Somaliërs op de vlucht gedreven. Verreweg de meesten, 2.6 miljoen, bevinden zich binnen de nationale grenzen, terwijl in 2015 meer dan een miljoen Somaliërs in buurlanden als Ethiopië (490.000),  Kenia (440.000) en Jemen (250.000) verbleven. De meesten van hen hebben het land verlaten na ineenstorting van het regime van generaal Barre in 1991, gevolgd door een tweede golf in 2011.

Het aantal Somaliërs in Noord Amerika (230.000) en Europa (360.000) is veel kleiner en maakt 13% van de totale vluchtelingenpopulatie uit. In Europa zijn de meesten terecht gekomen in Engeland (110.000) Zweden (66.000) en Noorwegen (43.000), gevolgd door Nederland (40.000), van wie bijna 15.000 hier zijn geboren.

Periode
Van
Naar

Vluchtelingen uit Syrië

Een aanslepende burgeroorlog

In 2011 kwamen brede lagen van de Syrische bevolking in opstand tegen het regime van Bashar al-Assad. De regeringstroepen reageerden met grof geweld tegen de demonstranten en het land verviel in een burgeroorlog die tot op vandaag doorgaat. Sindsdien werden complete stadswijken gebombardeerd waarin tegenstanders van het regime zich vermoedelijk schuilhielden. Inmiddels is het dodental opgelopen tot zo’n 400.000. Andere demonstraten werden gearresteerd en gemarteld door de veiligheidsdiensten. Uiteenlopende internationale bondgenootschappen en grote verschillen tussen binnenlandse oppositiegroepen maken het conflict bijzonder complex.

Syriërs op de vlucht

Het aanslepend geweld leidde tot een grote emigratiebeweging van Syrische vluchtelingen. Aan het einde van 2019 verlieten reeds meer dan 13 miljoen Syriërs gedwongen hun verblijfplaats. De helft van hen vluchtte naar het buitenland, en dan vooral naar de buurlanden of naar Turkije. Waar de circa vier miljoen Syriërs in Turkije aanvankelijk een warm welkom kregen, is de stemming inmiddels omgeslagen en schilderen veel politici hen af als een last voor het land. Bovendien worden steeds meer Syriërs door de het regime van Recep Tayyip Erdoğan teruggestuurd naar Syrië.  In Europa wonen inmiddels meer dan een miljoen Syriërs. Verreweg de meesten wonen nu in Duitsland, maar ook zo’n 125.000 in Nederland. Velen van hen waagden de levensgevaarlijk overtocht van Turkije naar de Griekse eilanden en vandaar naar andere landen in Europa. Zij vertegenwoordigden één derde van het totaal aantal eerste asielaanvragen in de afgelopen tien jaar.

Woonden er in 2010 nog slechts 10.000 Syriërs in Nederland, door de burgeroorlog was dat aantal in 2023 uitgegroeid tot ruim 150.000, van wie er 25.000 hier werden geboren. Hoewel velen hun gezinnen hebben laten overkomen, bestaat tweede derde uit (jonge) mannen. Ongeveer een derde van hen is hoogopgeleid, een derde  volgde beroepsdonderwijs en een derde is laagopgeleid. Een gelijksoortige verdeling zien we bij Afghaanse en Irakese vluchtelingen. Syrische vluchtelingen wonen over het hele land verspreid, doorgaans in kleinere gemeenten (zoals Zoeterwoude, Rozendaal en Lopik), met concentraties in zowel het midden, oosten en zuidoosten van Nederland. De meeste Syrische statushouders hebben inmiddels werk gevonden in Nederland, maar hun maatschappelijke positie blijft precair. Zo had in 2023 38% een tijdelijke baan of was afhankelijk van de bijstand.

Meer lezen?

Henk van Houtum en Leo Lucassen, Voorbij Fort Europa een nieuwe visie op migratie (Amsterdam, Atlas Contact, 2016)

Jaco Dagevos, Willem Huijnk en Emily Miltenburg, Syriërs in Nederland. Een studie over de eerste jaren van hun leven in Nederland (Den Haag SCP, 2018) https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2018/06/01/syriers-in-nederland

Mieke Maliepaard et al., Navigeren in een nieuwe samenleving. De ontwikkeling van de positie en leefsituatie van Syrische Nederlanders (WODC, Den Haag 2023). https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3297

“Bescherming in Nederland: Asielverzoeken in cijfers”, VluchtelingenWerk Nederland, https://www.vluchtelingenwerk.nl/nl/nieuws-en-kennis/cijfers-over-vluchtelingen-nederland-europa-wereldwijd/bescherming-nederland.

“Syrië: miljoenen mensen op de drift”, VluchtelingenWerk Nederland, https://www.vluchtelingenwerk.nl/nl/nieuws-en-kennis/veelgestelde-vragen/herkomstlanden-van-vluchtelingen/syrie-miljoenen-mensen-op.

Periode
Van
Naar
Afscheid van Suriname in 's Lands Hospitaal

Zusters uit Suriname

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen enkele honderden jonge Surinaamse vrouwen naar Nederland om in de verpleging te werken. Nederlandse ziekenhuizen hadden in die tijd grote problemen met het aantrekken van voldoende vakkundig personeel. Zij wierven actief vrouwen in Suriname, die wel naar Nederland wilden komen omdat ze daar een betere toekomst verwachtten. Anders dan ze vantevoren hadden gepland, keerden de meesten van hen na het behalen van hun verpleegstersdiploma niet terug naar hun geboorteland - uitzonderingen daargelaten.

Opleiding in Nederland

De motieven voor vertrek waren net zo divers als de Surinaamse vrouwen zelf, maar er valt wel degelijk een aantal constanten aan te wijzen. Om te beginnen was er de oriëntatie op het koloniale moederland, en in het verlengde daarvan de overtuiging dat je voor een goede opleiding in Nederland moest zijn. Het was niet onmogelijk om een verpleegopleiding in Paramaribo te volgen, maar in de jaren '50 stond het onderwijs overzee in veel hoger aanzien. Bovendien beschikten de ziekenhuizen in Paramaribo over weinig opleidingsplaatsen. Wat in die naoorlogse periode ook een belangrijke rol speelde bij Surinaamse vrouwen – en daarin verschilden zij niet van hun seksegenoten in Nederland – was de drang naar verandering. De vrouwen kregen de gelegenheid ervaring op te doen in een andere leefwereld. Weg van de sociale controle in Paramaribo en de bijwijlen benauwende gezinsverhoudingen. Hannah Sprey, oud-directrice van het Diaconessenhuis in Paramaribo, vatte het als volgt samen: "Wij gingen langs de mulo-scholen om meisjes te krijgen, maar de meeste kozen toch voor Nederland. Ze kregen daar niet alleen een hoger salaris, maar ze waren er ook uit."

Voorwaarden voor vertrek

De selectie en de medische keuring voor de Nederlandse ziekenhuizen vonden plaats in Suriname. Om in aanmerking te komen voor een opleidingsplaats moesten de meisjes ongehuwd zijn, een mulo-diploma hebben en een onbesproken levenswandel. De passagekosten naar Nederland werden vergoed. De schattingen van het aantal Surinaamse verpleegsters dat eind jaren vijftig naar Nederland kwam, lopen uiteen. Het kunnen er tweehonderd zijn geweest, maar waarschijnlijk waren het er meer. In 2003 werden van 184 vrouwen de namen achterhaald. Elf waren er toen overleden en van 71 vrouwen was niet bekend waar zij zich bevonden. Van 125 vrouwen weten we dat wel. Iets minder dan een kwart blijkt te zijn teruggekeerd naar Suriname, het leeuwendeel bleef in Nederland wonen. Een enkeling verhuisde naar Canada, de Verenigde Staten of Curaçao. De meeste vrouwen wisten niet wat hun te wachten stond op het moment dat ze naar Nederland kwamen. Een aantal van hen haakte voortijdig af vanwege een conflict, heimwee, ongeschiktheid voor het werk of een zwangerschap. Maar hoeveel zijn er uiteindelijk in geslaagd het diploma te halen? Van de achtenzestig vrouwen over wie gedetailleerde gegevens zijn verzameld, haalden er zevenenveertig (70%) een of meerdere diploma’s: het a–diploma (29), het b-diploma (26) en de kraamaantekening (21). Daarnaast werden opleidingen gevolgd voor de operatiekamer, voor oogheelkunde en neurologie, terwijl er ook docenten uit deze groep naar voren kwamen.

Met de boot naar Nederland

De Surinaamse zusters kwamen per boot naar Nederland. De boten die hen als passagier vervoerden, droegen namen als de Bonaire, de Boskoop, de Willemstad, de Oranjestad en de Cottica. De dag van het vertrek, als ze de steiger opliepen naar de grote boot en alle vrienden en familie op de kade stonden, voelden de meisjes zich heel bijzonder. Menigeen herinnert het zich als een heerlijk gevoel, want zij gingen naar Nederland, terwijl de anderen achterbleven. Tijdens de bootreis, die gemiddeld drie weken duurde, verdween het besef bevoorrecht te zijn bij sommigen al snel. Zij waren al die tijd zeeziek en konden nergens aan meedoen. Ook de paniek die bij noodweer kon ontstaan, is niet vergeten. Tijdens de reis werden vaak speciale banden gesmeed, die tot levenslange vriendschappen hebben geleid. Ver van huis stonden de meisjes er alleen voor, wat de noodzaak voedde om contacten te leggen. Aan boord was daar alle gelegenheid voor, want er was veel vertier. Het hoogtepunt was het captain’s dinner, waarvoor de meisjes allemaal hun mooiste jurk tevoorschijn haalden. Op het menu stonden extra feestelijke gerechten en de jongedames werden met alle egards behandeld.

Aanpassen

Surinaamse verpleegsters hadden in hun beginperiode in Nederland het meeste moeite met het eten. Niet het klimaat, niet de mensen, niet het zware werk, maar de voedingsgewoonten vormden een haast onoverkomelijke hindernis. In de jaren vijftig waren de vrouwen nog verstoken van Surinaamse winkels en kraampjes op de markt. Bovendien woonden zij intern, waardoor zij niet anders konden dan eten wat de ziekenhuispot schafte. In een terugblik gruwelen de vrouwen over de maaltijden, opgediend op het ritme van de weekdagen, te beginnen op maandag met rode kool en bloedworst. Sommige instellingen deden hun best om aan speciale wensen tegemoet te komen en schonken bijvoorbeeld chocolademelk in plaats van koffie. Maar ondanks de goede bedoelingen slaagde de kok er niet in de harten van de Surinaamse verpleegsters te winnen. Want rijst met boter en suiker lustte niemand en hetzelfde gold voor de bruine bonen (met stroop), die zo droog waren dat ze van je bord afrolden en in niets leken op het Surinaamse gerecht waar ze zo naar verlangden. Om de eerste tijd te overbruggen waren de overzeese voedselpakketten van familieleden derhalve bittere noodzaak. Een ander aspect van de Nederlandse cultuur waaraan de Surinaamse meisjes zich met grote tegenzin aanpasten, was de kleding. Het verhaal van de Surinaamse meisjes die onder veel rooskleuriger omstandigheden naar Nederland kwamen, wijkt daar nauwelijks van af. In hun koffers hadden ze wijde, diep uitgesneden jurken gepakt, met felle kleuren. Het was de tijd van de cancan en alles moest zwieren. Daaronder droegen zij bij voorkeur open schoenen, met hoge hakken. Ze waren zich er wel van bewust dat de meegebrachte kleding niet bestand was tegen de Hollandse koude en dat er weinig geld viel te spenderen. Voor hen was dat echter geen reden om niet langer vrolijke kleuren en soepele materialen te kiezen. Zij vonden dat Nederland in die periode een beetje achterliep. Onder invloed van Amerika was Suriname allang op de hoogte van hoe een vrouw er in de jaren vijftig moest uitzien, maar hier was dat modebeeld nog niet doorgedrongen. Onder leiding van het ziekenhuis moesten er in Nederland vormeloze dikke jassen en bruine molières (schoenen) worden aangeschaft.

Kerkbezoek

In Suriname waren veel vrouwen aangesloten bij de Evangelische Broedergemeente (EBG). In de jaren '50 beschikte de EBG over drie vestigingen in Nederland: in Haarlem, Amsterdam en Zeist. Voor officiële gelegenheden reisden Surinamers daar naartoe. Voor het reguliere contact bood de reizende broeder Prinsen uitkomst. In alle uithoeken van het land bezocht hij studerende en werkende Surinamers, wat hem de naam van ‘pastor in de diaspora’ opleverde. Hij begeleidde mensen, besteedde aandacht aan hun problemen en verzorgde kerkdiensten. De plaatsen en tijden van de diensten waren te vinden op een maandelijks rondgestuurd programma. Het hoogtepunt van de bemoeienis van de EBG was de belijdenis in Zeist op Palmzondag. De feestelijke, witte kleding werd opgestuurd uit Suriname, samen met de schoenen, de tasjes en niet te vergeten de Halbe. Zij staken daarmee af bij de andere Nederlanders in Zeist, die in het zwart gekleed waren.

Blijven of teruggaan

Het is een gevleugeld gezegde in elke kring van migranten: "Op een dag keer ik terug naar mijn geboorteland." Dat gold ook voor Surinaamse vrouwen die in Nederland een opleiding tot verpleegster volgden. De meesten wisten zeker dat zij na het behalen van hun diploma naar Suriname zouden terugkeren, op z’n minst voor een paar jaar. Dat de meesten toch bleven, had alles te maken met de andere levensfase waarin zij terechtkwamen. Vrouwen leerden hun toekomstige echtgenoot kennen, traden in het huwelijk, kregen meestal ook kinderen. Stuk voor stuk goede redenen om de overtocht keer op keer uit te stellen. En uiteindelijk, zoals dat dan gaat, komt het er niet meer van. Voor de meeste vrouwen die in de jaren ‘50 naar  Nederland kwamen, is dit land hun basis gebleven. Ze hebben er het grootste deel van hun leven gewoond, en hun kinderen en kleinkinderen wonen er. Familiebanden spelen voor de meeste vrouwen – daarin verschillen ze niet van andere migranten – een uitermate belangrijke rol bij de beslissing niet terug te keren naar het land van herkomst. 

Een kwart van de Surinaamse vrouwen keerde na verloop van tijd om verschillende redenen naar Suriname terug. Bijvoorbeeld vanwege de ziekte van hun moeder of omdat hun man er werk kreeg. Zelden vertrok iemand vanwege omstandigheden in Nederland. Wie een baan wilde, had werk en er waren voldoende mogelijkheden voor nieuwe opleidingen. Ook de aanpassing was inmiddels zo ver voortgeschreden dat de meesten zich thuis voelden in Nederland. Niemand werd verteerd door heimwee, wel bleef er soms iets kriebelen. Een aantal vrouwen is teruggegaan omdat er een beroep op hen werd gedaan. In de jaren ‘50 hadden Nederlandse instellingen hun oog laten vallen op arbeidskrachten overzee, maar 20 jaar later zocht Suriname naar overzees opgeleid kader om een bijdrage aan het vaderland te leveren. 

Periode
Van
Naar

Zeelui uit Kaapverdië

In de jaren '50 en '60 kwamen de eerste migranten van het toen nog Portugese Kaapverdië naar Nederland. Het waren zeemannen die op Europese schepen werkten en zo in verschillende Europese havens terechtkwamen. Omdat Nederlandse rederijen bekend stonden om hun goede arbeidsomstandigheden, werd Rotterdam al snel populair onder Kaapverdianen. Zij verlieten hun geboorteland vanwege de armoede, maar ook om de dienstplicht te ontlopen.

Periode
Naar

Vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië

Gedurende de Koude Oorlog vormden Joegoslavische vluchtelingen één van de grootste groepen migranten, maar hun aantal telde zelden meer dan honderd per jaar. Dit veranderde na het verdwijnen van het IJzeren Gordijn (in 1989). Na het begin van de burgeroorlog in Joegoslavië sloegen niet minder dan zes miljoen mensen op de vlucht. Aanvankelijk kwamen vooral veel Bosniërs naar Nederland; zowel Bosnische moslims, Serviërs als Kroaten. In 1999 bestond de grootste groep uit Kosovaren. De komst van voormalig Joegoslaven zorgde in 1994 voor het recordaantal van meer dan 50.000 asielzoekers, die aanvankelijk een tijdelijke ‘ontheemdenstatus’ kregen. Het idee was dat zij buiten de asielprocedure konden blijven, omdat zij zouden terugkeren wanneer de oorlog in hun land voorbij was. Dit gebeurde echter niet en vele jaren later kregen zij toch een asielstatus. Het waren alleen de Kosovaren die merendeels terugkeerden. De opvang in Nederland kon de grote aantallen niet aan, wat ertoe leidde dat mensen soms moesten overnachten in maïsvelden. Zulke toestanden leidden steevast tot felle politieke en publieke debatten.

Eerste migratiegolf, 1990-1995

De eerste migratiegolf kwam op gang na de onafhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië in 1991. Zo’n 80.000 Joegoslaven (voornamelijk Kroaten, Serviërs, Bosniërs) trokken naar Centraal, West- en Noord-Europa waar zij voor het grootste gedeelte werden opgevangen door familieleden die al eerder als gastarbeider waren vertrokken. Dit was ook in Nederland het geval. Vanaf de jaren ’60 en ’70 kwamen veel Joegoslaven (de etniciteit werd nog niet geregistreerd) als gastarbeider naar Nederland. Na die tijd volgden familieleden in het kader van gezinshereniging. In 1990 telde het aantal Joegoslaven in Nederland  ongeveer 20.000. Deze banden met de eerdere gastarbeiders in het nieuwe land vergemakkelijkte de integratie van de nieuwkomers. Na 1992 ontvluchtte veel Bosniërs de regio vanwege het toenemende oorlogsgeweld. Zo’n 1,2 miljoen Bosniërs (Serviërs, Kroaten en Moslims/Bosniakken) vluchtten binnen de grenzen van voormalig Joegoslavië terwijl zo’n 1,3 miljoen over de grens trokken. Duitsland nam veruit de meeste Bosniërs op (zo’n 340.000 in 1997). Nederland nam 25.000 Bosniërs op. De publieke opinie in Nederland ten aanzien van vluchtelingen uit Joegoslavië veranderde sterk door de uitzending van tv-beelden van detentiekampen in Bosnië in 1992. Hierna verklaarde de regering zich bereid om vluchtelingen op te nemen. Zo’n 3000 Bosniërs kwamen hierna op uitnodiging van de regering naar Nederland . In september van dat jaar vond de eerste actie plaats en haalden twee Nederlandse treinen zo’n 1000 vluchtelingen op uit kampen in Kroatië. Het merendeel van de vluchtelingen ondernam echter zelf de reis naar Nederland.

Beleid

De eerste vluchtelingen aan het begin van de jaren ’90 kwamen op een toeristenvisum naar Nederland en hun verblijf werd hier gedoogd. Vanaf 1992 voerde de Benelux een visumplicht voor Bosnië in waarmee de komst van vluchtelingen werd bemoeilijkt. Voor asielzoekers uit voormalig Joegoslavië werd  in Nederland een speciale regeling getroffen. Zij werden als ‘ontheemden’ aangeduid en werden buiten de asielprocedure gehouden. Dit vanwege de verwachting dat hun verblijf van tijdelijke aard zou zijn. Na 1993 begon de Nederlandse regering met de behandeling van asielverzoeken van vluchtelingen uit Bosnië. De meesten kregen een A-status (officiële toelating als vluchteling) of een VVTV (voorwaardelijke vergunning tot verblijf).  Na de Daytonakkoorden in 1995 nam het aantal nieuwe asielverzoeken af en werd het toelatingsbeleid verscherpt. De focus kwam nu meer op ondersteuning van vrijwillige terugkeer te liggen.

Periode
Naar
Nederlandse emigranten verlaten het schip bij aankomst in Australie

Nederlandse emigranten naar Australië

Na de onafhankelijkheid van Indonesië onderhandelt Nederland over de vestigingsmogelijkheden van Nederlandse burgers en ex-KNIL-militairen uit voormalig Nederlands-Indië. Ook subsidieert de Nederlandse regering in 1949 voor het eerst individuele emigranten naar Australië. Aanvankelijk komen vooral ongeschoolden zonder werk hiervoor in aanmerking. Kort daarna starten echter onderhandelingen om zoveel mogelijk Nederlanders in staat te stellen met financiële steun naar Australië te emigreren. De in 1951 afgesloten ‘Netherlands Australian Migration Agreement’ biedt die mogelijkheid. Bepaalde groepen migranten kunnen nu met steun van zowel de Australische als de Nederlandse overheid migreren. Uiteraard zijn hieraan wel voorwaarden verbonden. Zoals een maximale leeftijd van de migrant en de omvang van het gezin. Het aantal van bijna 16.000 emigranten dat in 1952 naar Australië vertrekt, betekent een absoluut hoogtepunt. Ondanks andere bilaterale steunverleningsprogramma’s en het wederzijds migratie- en vestigingsverdrag van 1965 worden dergelijke vertrekcijfers naar Australië niet meer gehaald.

Periode
Van
Naar