In de periode 1800-1900 nam de migratie naar Nederland af, ook door het kwijtraken van de centrale positie in de internationale handel. Landen als Engeland, België en Duitsland kregen een voorsprong op het gebied van de industrialisatie. Zo maakte de snelle groei van het Ruhrgebied in Duitsland populair bij migranten die voorheen naar Nederland kwamen. Door de ontwikkeling van het snellere stoomschip werd in de tweede helft van de 19de eeuw ook Amerika een aantrekkelijk land om naartoe te migreren. Ook veel Nederlanders vertrokken naar elders, vooral boeren en landarbeiders. Zij bouwden in Amerika, Duitsland en België een nieuw bestaan op. Het aantal mensen dat Nederland verliet, overtrof in deze periode het aantal nieuwkomers.