Kaapverdiaanse arbeidsmigranten kwamen naar Nederland in een tijd waarin het economisch goed ging met Nederland. Er was dan ook veel vraag naar arbeidskrachten. Kaapverdianen vonden makkelijk werk in de Rotterdamse haven of in een bedrijf in de buurt. Zij waren vaak ongeschoold, maar voor schoonmaak- of fabriekswerk was geen opleiding nodig. De Van Nellefabriek, Wasserij Bombeke en de Heineken fabriek hadden grote aantallen ongeschoolde Kaapverdianen in dienst. Ook de zeemannen die bij een rederij werkten, stapten uiteindelijk op dit soort werk over. Een buitenlandse werknemer die in dienst van een Nederlandse rederij op een schip werkte had namelijk geen recht op een verblijfsvergunning in Nederland.