Noorwegen
Van de 16de tot de 18de eeuw werkten op de handelsvloot van de Republiek zo’n 1 miljoen zeelieden en soldaten (op een gemiddelde bevolking van ongeveer 2 miljoen). De helft daarvan bestond uit migranten van wie een aanzienlijk deel afkomstig was uit Noorwegen. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was de belangrijkste werkgever. Allen kregen een tijdelijk contract, sommigen keerden na afloop terug naar hun land van herkomst. Anderen monsterden voor een tweede keer aan. Maar een flink deel van de mannen overleefde de tocht of het verblijf in de tropen niet. Hoewel de Noorse zeelieden en soldaten slechts tijdelijk in de Republiek waren, vestigden er zich ook landgenoten permanent in de Nederlandse steden, vooral in Amsterdam. Hoewel deze Noren vaak wat meer geletterd waren dan degenen die in Noorwegen achterbleven, waren de meesten weinig welvarend en belandden al snel aan de onderkant van de stedelijke samenleving.