Migratiebeweging

Deense soldaten en zeelui bij de V.O.C.

Vanaf de 16de tot de 18de eeuw werkten op de handelsvloot van de Republiek veel buitenlanders. In de twee eeuwen van haar bestaan stuurde de compagnie bijna een miljoen mensen overzee. Een aanzienlijk deel van de buitenlandse zeelieden en soldaten kwam uit Denemarken. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was hun belangrijkste werkgever. Allen kregen een tijdelijk contract, sommigen keerden na afloop terug naar hun land van herkomst. Anderen monsterden voor een tweede keer aan. Maar een flink deel van de mannen overleefde de tocht of het verblijf in de tropen niet. Hoewel de Deense zeelieden en soldaten slechts tijdelijk in de Republiek waren, kwamen ook landgenoten die zich permanent in de Nederlandse steden vestigden. Deze Denen waren vaak weinig welvarend en hadden vaak geen opleiding.

De binnenplaats van het Oost-Indisch Huis, Oude Hoogstraat 24

Aanmonstering in Europa

In de Republiek werden zeelieden en soldaten voor de V.O.C. op vaste wervingsdagen aangenomen. Door de vele handelsverbindingen tussen de Republiek en de rest van Europa was het voor ervaren buitenlandse zeelieden niet moeilijk om naar de kust van de Noordzee te komen. Maar ook minder ervaren migranten kwamen naar de Republiek om werk te zoeken. Zogeheten volkhouders speelden op de grote personeelsbehoefte van de V.O.C. en op de onwennigheid van deze nieuwkomers in door zich over de migranten te ontfermen. Ze boden hun onderdak, eten, drinken en vertier op krediet. Op het moment dat de migranten diep in de schulden stonden, hadden zij geen andere keus dan aan te monsteren. De V.O.C. was maar weinig gesteld op deze onervaren werknemers, maar de volkhouders wisten de compagnie te misleiden door bij de keuring ervaren zeelieden en soldaten voor hen in te laten vallen. Bij vertrek bleven deze ervaren toneelspelers thuis en werden de onervaren migranten met het schip meegestuurd.

Leven aan boord

Tijdens het werk en verblijf aan boord van de schepen van de V.O.C. lijkt weinig onderscheid te zijn gemaakt tussen de verschillende Europese zeelieden. Duitsers en Scandinaviërs werkten zij aan zij met Nederlanders en hadden gelijke mogelijkheden om carrière te maken. Aan boord werden de Europese zeevarenden verdeeld in groepen die gezamenlijk hun eten ontvingen (zogeheten bakken) en wacht moesten lopen (ingedeeld in kwartieren). Bij deze verdeling was het beroep of de functie van opvarenden belangrijker dan herkomst of etniciteit. 

Onderlinge verhoudingen Europese opvarenden

Het vermengen van Europese opvarenden betekende niet dat het onderlinge onderscheid nooit werd opgemerkt of geen rol speelde. Door een toenemende behoefte aan personeel werd de V.O.C.  in de loop van de 18e eeuw gedwongen om nog meer buitenlandse zeelieden en soldaten te laten aanmonsteren. Door tijdgenoten werd dit gezien als oorzaak voor een verslechtering in de kwaliteit van het personeel en als reden voor het verval van de compagnie. Toch was de aanwezigheid van zoveel verschillende groepen opvarenden aan boord van de V.O.C.-schepen niet echt een belangrijke oorzaak van conflicten en onderlinge spanningen. Daarvoor waren de lange duur van een reis, de afzondering op zee en de harde behandeling van het volk verantwoordelijk. Het multiculturele karakter van de bemanning lijkt de V.O.C. weinig te hebben gehinderd in haar activiteiten. De compagnie hield gedurende de twee eeuwen van haar bestaan dan ook vast aan het gebruik van internationale en zelfs interculturele werving van personeel in Europa en Azië. Hieraan kwam een einde met de opheffing van de V.O.C. door oorlog en financieel faillissement aan het einde van de 18e eeuw.