Kosovaarse vluchtelingen
Na het oplaaiende geweld in Kosovo in 1998 en de daaropvolgende NAVO-bombardementen in 1999 kwam er een tweede grote vluchtelingenstroom uit voormalig Joegoslavië op gang. De Nederlandse regering zette sterk in op een verdeelsleutel voor de opvang van vluchtelingen op Europees niveau. Nederland, Duitsland en Oostenrijk stelden voor om een tijdelijke verblijfsstatus te geven aan de Kosovaarse Albanezen, terwijl landen als Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië daar fel tegen gekant waren. Uiteindelijk kwam er in 1999 een evacuatieprogramma tot stand waarmee 92.000 Kosovaarse vluchtelingen in verschillende Europese landen werden ondergebracht. De omstandigheden waaronder deze vluchtelingen werden opgevangen verschilden per land. In sommige landen kregen vluchtelingen weliswaar een tijdelijke verblijfsvergunning, maar hadden daarmee wél de mogelijkheid om te werken (Noorwegen). In Duitsland bijvoorbeeld werd het vluchtelingen niet toegestaan om te werken. De Nederlandse regering was bereid om 2000 Kosovaarse vluchtelingen tijdelijk op te nemen. Anderen moesten nog langer wachten: tussen 2007-2009 kregen ruim 3000 vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië alsnog een pardonvergunning.