Gedwongen migratie
Hoe definiëren we vluchtelingenmigratie?
Onder vluchtelingen verstaan we mensen die migreren omdat hun leven wordt bedreigd door onderdrukking, vervolging of oorlog. Aangekomen in Nederland kunnen zij asiel aanvragen en worden ze sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw ondergebracht in een asielzoekerscentrum (AZC). Zij worden door de overheid aangeduid als asielzoekers. Degenen van wie het verzoek wordt erkend, worden statushouders, met het recht op zelfstandige woonruimte, permanent verblijf en de mogelijkheid om eventuele gezinsleden te laten overkomen (nareizigers). Nederland accepteert daarnaast ook jaarlijks enkele honderden zogenaamde ‘contingentvluchtelingen’ die via de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (UNHCR) direct per vliegtuig naar Nederland worden overgebracht. Tot slot zijn er vluchtelingen, zoals de Oekraïners, die als ontheemden geen asielprocedure hoeven te doorlopen maar onmiddellijk toegang krijgen tot de samenleving en arbeidsmarkt.
Vluchtelingenmigratie vóór 1900
Nederland kent een lange geschiedenis van opvang van vluchtelingen. In de periode voor de 19de eeuw was de houding van de autoriteiten ten opzichte van vluchtelingen heel anders dan nu. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond er geen verplichting iets aan de situatie van de gevluchte medemens te doen. Dat wil niet zeggen dat men onwelwillend tegenover vluchtelingen stond. Autoriteiten wisten immers dat vluchtelingen van economisch belang konden zijn. Was dat niet het geval, dan gingen ze naadloos op in de laagste klasse. Met de opkomst van de natiestaat veranderde de houding van de overheid. Het werd belangrijk wie tot een bepaald land hoorde, en daarmee bepaalde rechten en plichten had, en wie de buitenstaanders waren. Er werd beleid ontwikkeld om de toegang van vreemdelingen, vluchtelingen inbegrepen, te regelen. In de 20ste eeuw nam het aantal vluchtelingen zo enorm toe, onder andere door de twee wereldoorlogen, dat het noodzakelijk werd een onderscheid te maken tussen vluchtelingen en andere migranten. Staten troffen onderling regelingen om de vluchtelingenbewegingen te controleren.
Naoorlogse vluchtelingenmigratie naar Nederland
Sinds de totstandkoming van het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties in 1951, hebben alle aangesloten landen zoals Nederland zich verplicht vluchtelingen die aan de VN-criteria voldoen toe te laten. Na de oorlog meldden zich maar mondjesmaat vluchtelingen in Nederland, de meesten uit wat toen het Oostblok werd genoemd: Oost-Europese communistische landen achter IJzeren Gordijn. De bekendste voorbeelden zijn zo’n 3000 Hongaren na de mislukte opstand in 1956 en Tsjechen in 1968. In de jaren zeventig kwamen daar politieke vluchtelingen uit autoritair geleide landen als Chili (na de staatsgreep tegen president Allende in 1973) Argentinië en Brazilië bij. In de loop van de jaren tachtig stijgen de aantallen asielzoekers en komen ze ook uit Azië en Afrika, zoals de Tamils uit Sri Lanka in 1984. Mede door de dalende prijzen voor vliegreizen wordt het voor vluchtelingen in de grensregio’s van Europa, met name het Midden-Oosten en de Hoorn van Afrika, gemakkelijker om een Europees land te bereiken.
Dat verklaart mede de komst van asielzoekers uit Iran, waar in januari 1979 het strenge islamitische bewind van Ruhollah Khomeini wordt gevestigd. Er komen ook veel vluchtelingen uit Afghanistan en Somalië, waar bloedige interne conflicten het dagelijks leven van veel mensen verstoren.
In de jaren negentig van de vorige eeuw bereikt het aantal asielzoekers in Nederland een recordaantal. 350 000 mensen vragen in dat decennium asiel aan. De voornaamste reden voor deze sterke toename is de burgeroorlog in het voormalige Joegoslavië, van waar een vijfde van het totaal aantal asielzoekers in Nederland vandaan komt.
Als de situatie in een aantal crisisgebieden na de eeuwwisseling iets rustiger wordt dalen de cijfers, naar zo’n 150.000 in de jaren 2001-2010. Intussen is het wel moeilijker geworden om op een normale manier naar Europese landen te reizen. Alleen met een visum in je paspoort kunnen asielzoekers per vliegtuig, trein of veerpont een Europees land bereiken, maar die landen zijn daar niet scheutig mee. Deze ‘papieren grens’ zorgt ervoor dat vluchtelingen steeds meer afhankelijk worden van mensensmokkelaars die vanaf 2010 motorboten inzetten om mensen vanuit het Midden-Oosten en Noord-Afrika naar Griekenland, Italië of Spanje te vervoeren. Vaak tegen een hoge prijs en met het risico om te verdrinken.
In 2015 leidden de conflicten in Syrië, Afghanistan, Irak, Iran, Somalië en Eritrea tot een recordaantal van ca. één miljoen asielzoekers in Europa. Uit die groep vragen er iets meer dan 50.000 mensen, voornamelijk Syriërs, asiel aan in Nederland. Om deze ‘vluchtelingencrisis’ het hoofd te bieden sluit de Europese Unie in 2016 een deal met Turkije. In ruil voor forse financiële steun, belooft dat land vluchtelingen aan de grens tegen te houden en mensensmokkelaars aan te pakken.
Hoewel de cijfers tijdelijk dalen is onduidelijk in hoeverre dat door de zogenaamde Turkije-deal komt. Na de coronaperiode, in 2021, stijgen de aantallen immers weer, met Syriërs (en Eritreeërs) nog steeds als grootste groepen. Uit Sub Sahara Afrika komen overigens maar weinig asielzoekers naar Nederland, hooguit zo’n 5% van het totaal.
Tot slot komt vanaf februari 2022, na de Russische inval in Oekraïne, een uittocht op gang van miljoenen Oekraïners. Verreweg de meesten blijven in Polen, maar zo’n 90.000 worden als ‘ontheemden’ toegelaten in Nederland waar ze, anders dan asielzoekers, onmiddellijk aan het werk mogen en zelf woonruimte zoeken. Hoeveel van hen permanent zullen blijven, valt nu nog niet te zeggen.
Slavernij en gedwongen arbeid
Naast vluchtelingen zijn er andere vormen van gedwongen migratie, zoals slavernij waarbij mensen tegen hun wil naar andere landen en continenten worden gebracht om daar gedwongen te werken. Denk aan de voorouders van de Creoolse bevolking van Suriname en de Antillen. Verder zijn er veel voorbeelden van gedwongen arbeid door gevangen genomen burgers en soldaten tijdens gewelddadige internationale conflicten, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Tot slot moeten we hier contractarbeiders noemen (zoals Indiërs en Javanen die tussen 1873 en 1916 naar Suriname werden getransporteerd) die door het tekenen van een contract vaak lange tijd gedwongen waren voor bepaalde bedrijven of op plantages te werken om hun schuld (voor het transport) af te betalen.