Sinti uit België
Al vanaf de jaren '30 van de 19e eeuw kwamen geregeld Duitse en Belgische gezinnen naar Nederland die de kost verdienden met het maken van muziek op straat en in cafés. Daarna met het vertonen van allerlei kunsten. Lange tijd vielen zij nauwelijks op, omdat ze in herbergen en bij boeren en in logementen verbleven. Toen aan het einde van de 19e eeuw de woonwagen opkwam, gingen zij - zoals veel Nederlanders - steeds meer over op deze nieuwe mobiele woonvorm. Pas in de loop van de jaren '20 ging de marechausse ertoe over om hen ook als 'zigeuners' te bestempelen. In hun ogen waren het immers ook rondtrekkende gezinnen met een buitenlandse achtergrond. Hoewel sommigen zich stelselmatig aan diefstallen en oplichting schuldig maakten, verdienden de meesten eerlijk de kost met het maken van muziek. Vaak op straat, maar steeds meer ook met orkesten in grand-café's en restaurants. In de oorlog kwamen zo'n 200 van hen om in Auschwitz, omdat de Nazi's hen, net als joden, als een minderwaardig ras beschouwden. Vanaf de jaren '70 staat deze groep bekend als 'Sinti' en tegenwoordig worden hun belangen door een eigen vereniging behartigd. Bekende Sinti-orkesten zijn het koninklijk zigeunerorkest Tata Mirando (van de familie Weiss), Gregor Serban, Lajos Veres, de Basili's en het Rosenberg trio.