Antonia Klerkx Serrano
Antonio Klerkx Serrano was één van de eerste meisjes die hier als migrant kwam werken. Ze kwam uit Mojácar, in de provincie Almeria. Een groot deel van haar familie kwam in Nederland terecht. Zelf is ze door bemiddeling van haar broer hier naartoe gekomen. Haar andere broers en zwager behoorden tot de laatste groep migranten die in 1974 naar Philips kwamen. De reis was door Philips georganiseerd met een autobus of een trein. Antonia zat toen al in Eindhoven, haar andere broer had haar hier naartoe gehaald. Philips was nog geïnteresseerd om een laatste groep uit Spanje te halen. Het was eigenlijk te laat, de werving was al uit Almería vertrokken. “Maar ik sprak met meneer Falcon van personeelszaken van Philips en die zei dat ik me geen zorgen hoefde te maken: ze wilden mijn broers graag hebben. Jij bent bij ons bekend, zeiden ze, en we werken liever met mensen die we kennen dan met vreemden. Mijn broers zijn toen naar Bilbao gereisd en daar zijn ze alsnog aangenomen door de werving.”
Ziek van heimwee
Antonio kwam op 30 april 1964 aan in Nederland. Ze kwam naar Nederland voor een baan als meisje in betrekking. Ze kon mee met een familie uit het dorp die op weg was naar Duitsland. Haar broer haalde me daar op. “Het was Koninginnedag, ik vergeet nooit dat ’s avonds toen we aankwamen in het centrum van Eindhoven feest werd gevierd met vuurwerk.” Alle gastarbeiders hier waren mannen. Ze was negentien jaar, vrouw en alleen. De eerste maanden waren helemaal niet makkelijk. Ze kwam om dezelfde reden als alle Spanjaarden die hierheen zijn gekomen: op zoek naar een betere toekomst. Ze wilde iets anders dan op het land werken. Het was een moeilijk besluit geweest. Haar vader had een hernia en kon niet werken. De oudste broer die in Nederland werkte, was de enige die een beetje steun aan haar ouders gaf. Het idee was: naar Nederland, een beetje geld verdienen voor haar ouders en dan terug naar Spanje. Via een Spaanse kennis had Antonia werk kunnen krijgen als hulp in de huishouding bij meneer Hub Van Doorne van DAF. Maar het probleem was dat ze de taal niet sprak. “Dus dan ging de telefoon daar in huis over en wist ik niet wat ik moest zeggen als ik opnam.”
Ze was erg alleen bij de familie Van Doorne. Ze ging de deur niet uit, kende niemand en sloot zich op in haar kamertje in dat huis. Dat was voor een meisje van twintig heel moeilijk. Ze was weg uit mijn dorp, weg bij mijn familie. “Niemand die je hielp. Het centrum voor Spanjaarden in Eindhoven bestond nog niet. Ik was ziek van heimwee.”
Een dag per week ging Antonia uit. Haar broer woonde weliswaar vlakbij in het pension ‘Ons Thuis’, maar hij zat in de ploegendienst en vond het bovendien leuk om uit te gaan. Daar had hij zijn zusje niet bij nodig. De enige die ze kende was Susie Iglesias, die later ook met een Nederlander is getrouwd en al twee jaar in Nederland woonde. “Ik heb heel moeilijke momenten gehad, waar ik liever niet aan wil denken. Ik wist niets van Nederland, nul. En Nederland wist niets van Spanje.”
Werken bij Philips
Meneer van Doorne zei na een paar maanden dat Antonia beter iets anders kon gaan zoeken. Dat was natuurlijk een teleurstelling, voor hen ook, maar ze hadden iemand nodig die Nederlands sprak. Ze kwam terecht bij de textielfabriek Elias, maar die fabriek ging al na een paar maanden failliet. Daarna kwam ze bij Philips op de afdeling kleurentelevisies. Ze had die baan gekregen door de bemiddeling van pater Driessen, die altijd veel heeft gedaan voor de Spanjaarden. Als je een probleem had, met de belastingen bijvoorbeeld, kon je bij hem terecht op de Parklaan. Bij Philips werden toen de eerste kleurentelevisies gemaakt. Antonia stond achter de lopende band waar onderdelen werden geassembleerd voor de kanalenkiezer. Hoe meer onderdelen je wist te assembleren, hoe meer je betaald kreeg. En ’s avonds werkte ze dan nog van zes tot negen uur bij Philips Nederland. Dat was vaak haasten op de fiets, snel iets eten in de kantine. Ze was ook de eerste Spaanse vrouw die bij Philips werkte.
Haar vader had Antonia op het hart gedrukt dat er geen slechte verhalen over haar in omloop mochten komen. Ze ging naar het pension ‘Ons Thuis’, omdat haar broer daar woonde, maar het zat daar vol met alleen maar mannen. En een Spaans meisje alleen moest ook een beetje oppassen. Maar in november 1964 leerde ze haar man Kees kennen en dat veranderde de zaak. Ze bleef hier en ging bij Philips werken. In 1966 zijn ze getrouwd. “Ik kwam met Kees in contact door bemiddeling van zijn zuster, die werkte toen net als ik in de textielfabriek. Dat was met Kerst 1964 en ze zei: kom bij ons, we zijn met z’n achten thuis! Dat heb ik dus gedaan. Kees en zijn jongere broer werden allebei direct verliefd op me, haha.” Met Kees was het met handen en voeten praten. Hij sprak geen woord Spaans; later is hij lessen gaan volgen. Hij werkte eerst bij DAF en is daarna op het administratieve rekencentrum van Philips komen werken.
Zijn ouders dachten dat Antonia reisde op een vals paspoort en dat ze vast was getrouwd in Spanje en daar nog kinderen had. “Als Kees en ik even iets uit de schuur wilden halen kwam moeder er al in paniek achteraan: Kees! Gelukkig zijn we snel getrouwd en kregen we een eigen flat.” In Spanje was het echter ook niet makkelijk met haar ouders. Ze waren juist getrouwd zodat Kees mee kon naar Spanje, want anders was dat een probleem voor de familie. Maar ze vertrouwden het niet. Het fotoalbum van de trouwpartij moesten ze meenemen naar Spanje, als bewijs. De eerste keer zijn ze met de Philips-trein tot aan Madrid gekomen. Zo’n trein had Philips beschikbaar gesteld aan gastarbeiders om in de vakantie naar Spanje te gaan. Zo’n chartertrein was goedkoop. Vanaf Madrid reisden ze verder naar Andalusië. “Later met de kinderen zijn we zelfs met het vliegtuig van Philips gegaan. Dat werd goed geregeld. Philips zorgde best goed voor ons, maar aanpassen was moeilijk.” Het Nederlands heeft ze nu na al die jaren geleerd. Philips gaf taalcursussen, maar dat was altijd ’s avonds als ze werkte. Daar had ze niet zoveel aan. “En dat eten hier was ook een probleem voor mij in het begin. Een potje jam, hagelslag, suiker op brood. Gekookte aardappels en gekookte groente. Maar het wende. Tegenwoordig heb ik liever een Hollandse maaltijd dan een Spaanse.”
Pensioengat
Antonia werkte fulltime totdat ze mijn eerste kind kreeg. Toen bleef ze werken in de schoonmaak, ’s avonds van zes tot negen uur. Dat was de enige mogelijkheid, want ze moest overdag voor de kinderen zorgen. Tot 1988 heeft ze bij Philips gewerkt. “Ik heb nog net gevierd dat ik 25 jaar in dienst was. Het was sociaal erg goed, ik heb nooit klachten gehad. Van mijn salaris maakte Philips iedere maand dertig gulden naar mijn ouders over. Dat ging automatisch van mijn salaris af, zonder dat ik ernaar om hoefde te kijken. Dat konden ze dan in Spanje met een cheque ophalen.” Ze werd echter ziek en kwam in de WAO. Die WAO zoals in Nederland heb je niet in Spanje. Met haar uitkering verdiende ze maar zestig euro minder dan haar man. Als ze dat in Spanje vertelde, geloofde niemand me. “Philips heeft mij altijd heel netjes behandeld. Het enige wat nooit goed is geregeld bij het bedrijf, maar ook niet door de Spaanse en Nederlandse regering, was dat je nauwelijks werd geïnformeerd over je pensioen. De meeste Spanjaarden uit die tijd hebben nooit iets bijgedragen aan hun pensioen en vallen nu terug op de AOW als enig inkomen. Dat is een grote fout geweest in de informatievoorziening.” Nu ze de 65 jaar bereiken, komen ze daar achter. Pas later werd het verplicht om aangesloten te zijn bij een pensioenfonds. Ze ontvang nu eenenzestig euro aan pensioen, nadat ze de helft van haar leven hier heeft gewerkt. Dat is ook een beetje hun eigen fout vindt ze, ze dachten nooit aan de oude dag. “Maar goed, ik heb in Spanje gewerkt vanaf dat ik tien jaar was. Waarom krijg ik dan minder dan een Nederlander? Veel Spanjaarden beklagen zich nu, dat ze er zelf niet achter aan hebben gezeten. Maar ook de Spaanse arbeidsbureaus hebben daar niets over gezegd.”
Leven in twee landen
Alle kinderen vertrokken uit Mojácar naar het buitenland. Dat was verschrikkelijk voor de familie. Haar ouders huilden als ze na een vakantie weer terug naar Nederland gingen. De familie is volgens haar alles voor Spanjaarden. Haar twee broers lieten hun vrouwen overkomen, maar die konden hier in het Noorden niet aarden. Ze zijn uiteindelijk vertrokken naar Frankrijk. “Ja, ik bleef wel, maar dat komt omdat ik met een Hollander getrouwd ben. Had ik een Spaanse man aan de haak geslagen, dan was ik zeker teruggegaan. Daar twijfel ik niet aan. Natuurlijk ben ik inmiddels net zo Nederlands als Spaans.” Haar zoon woont hier, Ze heeft haar kleinkinderen hier. Het gaat haar hier best goed af. En daar is ze Nederland dankbaar voor.
Maar als ze samen met Kees vanaf september drie maanden in Spanje is, dan merken ze allebei dat het beter gaat. Dat klimaat hier in Nederland. Hier voel je je ingepakt, beklemd. Altijd medicijnen, altijd naar de dokter. Zodra ze bij hun dochter in Mojácar zijn, voelen ze zich direct beter. “Daar zijn geen woorden voor, alsof de wereld zich weer voor je opent. De zon die je verwarmt, het leven op straat, je voelt nergens pijn. Je gaat de deur uit en ontmoet mensen. Mijn zuster Ana was hier een paar jaar geleden en ik hoor het haar nog luidkeels roepen tegen heel de familie: ‘Je ziet hier nog geen hond op straat’. Ik zou hier doodgaan, zei ze.”