Mijnwerkers uit Slovenië

Avgust Čebin

Avgust Čebin (Potoskavas 1889) en Pavla Čebin-Čebin (Loke 1897) kwamen uit Zagorje ob Savi (Slovenië). Zij waren vroege emigranten die al voor de Eerste Wereldoorlog het Sloveense grondgebied verlieten om zich in Meurs (Duitsland) te vestigen. In de mijn, waar grootvader Čebin voor die tijd werkte, was hij buiten zijn schuld betrokken geraakt bij een ongeluk. Als genoegdoening kreeg hij een som geld waarmee hij eind 19e eeuw een grote reis maakte. Vervolgens emigreerde hij met zijn vrouw naar het Duitse Ruhrgebied, waar meer Slovenen werkten. In de loop van de tijd was er een Sloveense gemeenschap ontstaan, met in ieder geval één grote vereniging. Zijn vrouw werd de vlaggenkoningin. Čebin had twee zoons: de oudste woonde bij hem in Duitsland en Avgust, de jongste, arriveerde in 1905. Nog datzelfde jaar ging hij – zestien jaar oud - als houwer bij de mijn Rheinpreussen in Homberg bij Meurs de mijn in. In 1912 werd hij opgeroepen om dienst te nemen in het Oostenrijkse leger. Een oorlog en acht jaar later zou hij terugkeren naar Homberg.

Het gezin Čebin aan de koffie in hun koloniewoning in De Hopel. Tweede en derde van links: vader Avgust en moeder Pavla Čebin. Met een ‘kolonie’ (klemtoon op de derde lettergreep) wordt een wijk voor mijnwerkersgezinnen bedoeld, opgezet volgens de toen populaire Engelse filosofie van een tuinstad – een vorm van gemeenschapswonen met veel aandacht voor ruimte en groen.
Het gezin Čebin aan de koffie in hun koloniewoning in De Hopel. Tweede en derde van links: vader Avgust en moeder Pavla Čebin (Kerkrade, 1956). Collectie: Historisch Beeldarchief Migranten/IISG

In tegenstelling tot de meeste Slovenen die na de oorlog richting Frankrijk migreerden, keerde Avgust Čebin in 1920 terug naar Duitsland, waar zijn ouders nog steeds leefden en zijn vader een baan voor hem regelde in de mijn. Hij trouwde in 1919 met boerendochter Pavla en stichtte met haar een gezin. In Meurs vond Avgust zijn draai; hij werd lid van de tamburica (muzikanten die de tamburica, een snaarinstrument, bespelen) en sloot zich aan bij de Sloveense rijwielvereniging.

In 1922 vertrok Avgust met drie vrienden op de fiets naar Nederland. Gedwongen door de economische crisis in Duitsland moesten ze elders op zoek naar werk, en dat vonden ze in de mijn Oranje Nassau III. Toen begon het pendelen, van Meurs naar Heerlerheide, over een afstand van een kleine honderd kilometer. Ze vertrokken op zondagavond en keerden pas op vrijdag terug. Tijdens de werkweek waren ze in de kost bij Sloveense en Nederlandse families. Uiteindelijk vond Avgust een woning in de Hüskenkolonie in Heerlerheide en kon hij zijn gezin over laten komen. In 1929 ging hij als schiethouwer werken in de particuliere mijn Laura en Vereeniging in Eygelshoven. Vijf jaar later verhuisde het gezin naar de kolonie de Hopel in Kerkrade.

Mici

Dochter Mici groeide in de Hopel op. Ze ging in Eygelshoven naar een Nederlandse school, maar had via de vereniging en tamburica vooral Sloveense contacten. Ze trouwde met Nico Michon, een Maastrichtenaar, die in de mijn werkte en in Kerkrade in het gezellenhuis woonde. Nico Michon: ‘In het gezellenhuis zaten veel buitenlanders die al hun geld verspeelden met kaarten. Er was één oude Sloveen bij wie ze allemaal geld leenden. In dat huis zat alles bij elkaar. Na de Hongaarse opstand kwamen die vluchtelingen allemaal naar het gezellenhuis.’

Mici en Nico leerden elkaar kennen via een gemeenschappelijke vriend. Mici vond hem sportief omdat hij plusfour droeg. Voor de Limburger Nico Michon was het een heel ander leven waarin hij terechtkwam. Knoflook bijvoorbeeld, dat aten ze bij hem thuis niet. En de familie Čebin had een eigen varken en lekker vlees. Dat was hij niet gewend. Vaak als Nico bij het gezin Čebin op bezoek kwam, zaten ze met z’n allen rond de tafel met hun muziekinstrumenten.

Na de dood van haar vader in 1960 gingen Mici Čebin en haar echtgenoot Nico Michon bij moeder Pavla wonen in het ouderlijk huis in de Hopel. Moeder overleed in 1969 te Kerkrade. Mici Čebin en Nico Michon zijn altijd samen actief geweest binnen het Sloveense muzikale en folkloristische verenigingsleven. Zo zijn ze verantwoordelijk voor een bijzondere collectie Joegoslavische klederdrachten, waarvoor ze in 1975 naar Belgrado en Skopje reisden en die ze voor een groot deel zelf naaiden en borduurden. Nico Michon speelde in verschillende Sloveense dansorkesten en Mici begeleidde de kinderen van Slovenska Folkorna Skupina Nizozemska, de Sloveens folklore dansgroep. Tijdens het 50-jarige bestaan van de dansgroep in 2003 ontvingen zij en de muzikant Slavko Strman een onderscheiding voor hun inzet voor het behoud van de Sloveense cultuur in Limburg.