Josepha (Sophie) Lousberg-Dušak
Josepha (Sophie) Lousberg-Dušak is een dochter van Josef Dušak. Ze werd geboren in 1937 in Schinveld. Haar moeder was Katharina Želesnik, Josefs tweede echtgenote.
Josef Dušak (ook wel gespeld als Duschak) werd geboren op 15 februari 1898 te Laibach (het huidige Ljubljana). Het verhaal gaat dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog officier was in het Oostenrijkse leger, maar dat hij in 1918 deserteerde en het land ontvluchtte. In Mörs in Duitsland werkte hij in de mijnindustrie en trouwde hij met een Duitse. Ze kregen drie kinderen samen. In 1923 vertrok hij met zijn vrouw en twee kinderen naar Genk in België. Daar werkte hij tien maanden in een mijn.
In 1924 vestigde het gezin zich in de Broekstraat in Schinveld, in een oude boerderij die ze deelden met een andere familie. De familie, met vader Josef als flamboyant boegbeeld, bleef in het rustige Schinveld niet onopgemerkt. Door zijn opvallende en robuuste manier van optreden was Josef een vreemde eend in de bijt van de vrome gemeente. Hij verplaatste zich in een ‘koetsj’ met ervoor een pikzwart renpaard. Met zijn grote hoed en hoge rijglaarzen leek hij nog het meest op een verdwaalde cowboy. Dat hij graag een borreltje dronk, raakte spoedig bekend. Maar hij kon ook hard werken, als houwer in de Staatsmijn Hendrik en af en toe verdiende hij wat bij op één van de boerderijen in het dorp. Josef werd in het dorp al snel Joep genoemd en beetje bij beetje raakten de Schinveldenaren gewend aan zijn gebrekkig Duitse gevloek en getier en bulderende stemgeluid.
Ook binnen de Sloveense gemeenschap was hij geen onbekende, maar hij maakte er niet actief deel van uit. Hij stond bekend als een notoire drinker, die een portret van Stalin boven de deur had hangen en die Napoleon en Radetzky de beste krijgsheren noemde. De geestelijkheid noemde hij ‘Rozenkransbandieten’ en mijnheer pastoor een ‘Schweinepriester’.
Na het overlijden van zijn Duitse vrouw hertrouwde Josef in 1930 met zijn jeugdliefde Katharina Želesnik (Velkox 1898). Samen kregen ze nog tien kinderen (twee overleden er vlak na de geboorte). Begin jaren dertig begon hij met het bouwklaar maken van een stuk grond in het zogenaamde Leiffelder Ven, een moerassig stuk bos op de grens van het Duitse Gangelt. Samen met zijn vriend Franc Sajovec en zijn oudste zoons Joseph en Wil brak hij leegstaande koloniewoningen in Treebeek af om daar in het bos een nieuw huis van op te bouwen. In diezelfde periode werd hij na tien jaar mijnarbeid ontslagen uit de Staatsmijn Hendrik. Het waren de crisisjaren en vele buitenlanders –waaronder ook veel Slovenen- moesten het land verlaten. In tegenstelling tot de meeste andere buitenlanders kreeg Josef het voor elkaar dat hij ondanks zijn ontslag in Nederland kon blijven. Terug naar zijn geboorteland Joegoslavië kon hij niet. Als deserteur was hij vogelvrij verklaard. In 1934 verhuisde het gezin naar het huis in het bos en in de jaren die volgden bouwde Josef verder aan zijn Hof van Eden. Hij was volkomen zelfvoorzienend; hij had land, beesten en was een goede handelaar.
Door zijn handel in tenenhout raakten Josef tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken bij het ‘overzetten’ van gestrande Franse en Engelse piloten. Ook herbergde hij Franse krijgsgevangenen, die hij hielp ontsnappen over de grens. Op het gemeentehuis van Schinveld ontving hij in 1949 een oorkonde (passeur bénévole) van de Franse ambassade. Dit vanwege zijn hulp aan Franse krijgsgevangenen die gezocht werden door de As-mogendheden. Het document was ondertekend door Charles de Gaulle, leider van het Franse verzet in de Tweede Wereldoorlog en de latere president van Frankrijk.
Katharina Želesnik stierf in het kraambed in 1941. Josef Dušak zou nog drie keer in het huwelijk treden. Zijn laatste vrouw ging na zijn dood terug naar Joegoslavië. Josef Dušak stierf op 25 maart 1966.