Jožef Konte
Jožef Martin (Pep) Konte werd geboren in 1935 in de kolonie de Hopel in Kerkrade. Zijn vader Jožef Konte (Sela pri Hinjah 1901) werd in 1929 in zijn Sloveense geboortedorp geworven door afgevaardigden van de particuliere mijn Laura in Eygelshoven. De eerste tijd woonde Jožef Konte in een gezellenhuis in Eygelshoven. Omstreeks 1931 ging hij voor het eerst terug naar Joegoslavië, waar hij trouwde met zijn zestienjarige buurmeisje Marija Škufca. Na hun huwelijk vergezelde zij hem naar Nederland. Drie jaar later werd hun dochter Mici geboren. Het gezin verhuisde toen naar een eigen woning in de Hopel, vanwege de karakteristieke witte huisjes ook wel ‘de witte kolonie’ genoemd.
Jožef Konte werkte twintig jaar in de Laura in Eygelshoven. Als schiethouwer maakte hij de gangen in het steen. Dat betekende: twee meter naar binnen boren, dynamiet erin en de boel tot ontploffing brengen. Zijn zoon Pep, die later zelf in de mijn zou gaan werken: ‘Direct na zo’n ontploffing is er heel veel stof en rommel, van het steen en de explosieven. Vroeger werd er niet gewacht tot het stof was weggetrokken. Water om de boel nat te maken, was er niet. Ze gingen er gelijk overheen. Het was een vreselijk zwaar leven.’
Jožef Konte leed aan silicose en werd in 1949 voor 100% afgekeurd. Tijdens de herkeuring werd dat plotseling 50%, terwijl hij niet meer kon werken. Hij ging in beroep, maar stierf lopende het onderzoek op 27 mei 1950. Hij werd niet ouder dan 46 jaar. Zoon Pep zat toen op de Mulo en had net het schriftelijk examen achter de rug. Hij was 14 jaar en als oudste zoon verantwoordelijk voor het gezin. In augustus werd hij vijftien en op 4 september 1950 ging hij ondergronds. Tijdens zijn jaren op de Ondergrondse Vakschool (OVS) werkte hij om geld te verdienen op de bowlingbaan en als lijnentrekker op het voetbalveld. Zijn zus Mici, die ook de Mulo had gedaan, kon nergens aan de slag en ging poetsen in een kroeg. Pep Konte zou uiteindelijk opklimmen tot afdelingsopzichter. Om die positie te kunnen krijgen, moest hij echter wel afstand van zijn Sloveense paspoort doen. Hij werkte tot de sluiting in 1968 in de Laura en Vereniging en daarna tot 1975 in de Julia.
Moeder Marija Skufca had haar levenlang erge last van heimwee. De laatste vijf jaar van haar leven was ze dement. Tot haar zestigste woonde ze in de Hopel, tot ze op een dag een vuurtje ging stoken in de hoek van het huis en een gevaar werd voor zichzelf. Ze overleed in 1986.