Jude Kehla Wirnkar
Ik ben geboren op 26 maart 1962 in Bamenda, een provinciestad in Kameroen. Ik groeide op in een hecht gezin met drie oudere zussen en twee jongere broers. Ik was een heel leergierig jongetje, toen ik vier jaar was wilde ik al naar school. Ik zeurde mijn ouders de oren van het hoofd. Om op school toegelaten te worden moest je zes zijn en met je linkerhand over je hoofd heen je rechteroor kunnen pakken. Op een ochtend kon mijn moeder mij niet vinden. Ik bleek gewoon mee te zijn gegaan met mijn zussen en was achter in de klas gaan zitten. Uiteindelijk hebben ze me toegelaten, ik was toen iets van viereneenhalf jaar. Ik moet een nachtmerrie zijn geweest voor de docenten: ik was nooit tevreden met hun antwoorden.
Ik zat op de All Saints School, de katholieke basisschool in Bamenda en was de bandleider ofwel captain van de dertienkoppige schoolband. Iedere morgen speelden we op het schoolplein en marcheerden alle kinderen in uniform op de muziek. Verder zat ik ook in de twintigkoppige dansgroep van de school en in het voetbalelftal.
Competitie en gemeenschapsgevoel
Sport speelt een belangrijke rol in de Kameroense samenleving en ook in de opvoeding van kinderen. Iedere school had zijn eigen voetbal- en handbalteam. Er waren regelmatig competities tussen de teams van verschillende scholen uit de stad. Dat was echt oorlog! We kleurden de stad blauw met onze blauwe uniformen als we een wedstrijd hadden en huilden als we verloren hadden. Ik kreeg als kind met de paplepel ingegoten dat ik moest vechten, voor mijn school, mijn buurt, mijn stad. Daardoor wist ik al heel jong waar ik thuishoorde. In een land als Kameroen weet je dat je niks cadeau krijgt. Je moet er keihard voor vechten.
Het gemeenschapsgevoel dat gecreëerd wordt door gezamenlijke activiteiten als sport en muziek mis ik hier in Nederland. Kinderen leren hier niet om te vechten voor hun groep, hun school of wijk. Ik vrees dat vaderlandsliefde niet kan bestaan als je niet weet hoe je voor je eigen mensen tot het uiterste moet gaan. Als je het niet voelt voor je wijk, hoe kun je het dan voelen voor je stad of land?
In Afrika leer je van jongs af aan hoe je in een groep kunt functioneren en om je op te offeren voor je groep. De keerzijde is dat je misschien het algemeen belang uit het oog kunt verliezen. Ik gelooft dat ik mijn professionele carrière voor een groot deel te danken heb aan deze vechtersmentaliteit die in mijn jeugd werd gekweekt.
Europese scholing bij de Jezuiten
Na de basisschool ging ik naar een internaat, het jezuïetencollege Saint Augustin. Dit internaat lag boven op een heuvel. We noemden het 'The Mountain'. Het was ook moeilijk om op dit college te komen. Ik heb daar een bijzondere schooltijd gehad. We kregen les van witte paters, leerden van hen Latijn, Frans Engels, filosofie, Europese literatuur en geschiedenis.
De scholing die ik hier gekregen heb was heel Europees georiënteerd. We leerden veel over de geschiedenis van Europa en lazen Europese verhalen als Robinson Crusoe. Ik was enorm gefascineerd door de Europese geschiedenis, vooral de Engelse. Op de basisschool was ik al door de Engelse geschiedenis gegrepen na het lezen van het verhaal over Oliver Cromwell. We hoorden hoe Cromwell jaren na zijn dood in 1660 alsnog ter dood werd veroordeeld: zijn lichaam werd opgegraven, onthoofd en door Londen gesleept. Voor een jongen zijn zulke verhalen fascinerend, ik verslond ze! Dat we niets over onze eigen Afrikaanse geschiedenis leerden was natuurlijk wel een gemis. Toch ben ik blij dat ik zo grondig onderwezen ben in de Europese cultuur en geschiedenis.
Relativeren door Shakespeare
Shakespeare bijvoorbeeld, die móet je gelezen hebben! Zijn tragedies leren je om te relativeren. Dat is belangrijk, juist in deze tijd. Ik kan me niet voorstellen dat je zonder Shakespeare gelezen te hebben een normaal mens kunt zijn. Ik koester dit als een vooroordeel, anders heb ik al die pijn voor niets gehad om op mijn twaalfde Shakespeare te lezen...
Veel culturen kennen het gegeven van een tragedie niet. Dat is een gemis, omdat je van de tragedie leert dat je niet onfeilbaar bent. De Shakespeareaanse tragedie heeft altijd hetzelfde plot: een held gaat ten onder vanwege een karakterfoutje, een fatal flaw. Alleen idioten doen alsof de mens de maat van alle dingen is. Als je het gegeven van een tragedie begrijpt, kun je geen extremist zijn. Onvermogen tot relativeren leidt tot ellende. We zijn als mensen emotioneel, door te relativeren word je beschaafd.
Studeren in Europa
Als jongetje wist ik al dat ik later wilde gaan studeren. Mijn moeder steunde me hierin en zei dat ze, als ik goede rapporten haalde, zou zorgen dat ik in het buitenland kon studeren. Mijn vader echter vond dat ik mijn handen uit mijn mouwen moest steken en moest gaan werken.
Ooit heb ik, om van het gezeur af te zijn, een dag gewerkt aan de bouw van een dam, twaalf kilometer van Bamenda. Ik moest gaten boren in de grond. Het was keihard werken, na een uur liep ik al krom! Ik ben naar de baas gegaan en heb mijn geld gevraagd. Het was bitter weinig, ik geloof dat ik ervan geluncht heb! Toen wist ik nog zekerder dat dit niets voor mij was. Ik wilde werken met mijn hoofd, een leven van ideeën leiden.
Na mijn middelbare school heb ik een blauwe maandag economie in Nigeria gestudeerd, maar dat was geen succes. De professoren waren daar meer aan het staken dan aan het lesgeven. Ik besefte dat dit een verspilling van mijn tijd was.
Dankzij een coup d’état
Een staatsgreep in 1986 bood uitkomst en opende de deur naar mijn droom om in Europa te studeren. Ik was nét op weg naar Kameroen, toen de grens vanwege een coup d’état gesloten werd. Het was vlak voor kerst, de tijd dat veel mensen zaken doen en goederen vervoeren over de grens. In mijn hotel ontmoette ik een kapitein van het leger. Ik regelde met hem dat ik ’s avonds de grens over kon. Overdag ontmoette ik verschillende mannen die met vrachtwagens de grens over wilden. Ik zei: “blijf hier zitten, niet bewegen, ik ben zo terug!” en zocht die kapitein weer op. Daarna had ik een soort bureautje in het hotel en regelde dat mensen de grens konden oversteken. Ik heb zo in een week genoeg geld verdiend om een vliegticket naar Europa te kunnen kopen. Vanwege de Ierse paters op het jezuïetencollege kon ik toegang krijgen tot de Universiteit van Dublin.
Een feest van herkenning
In '87 vloog ik vanuit Kameroen naar Londen. Het was september en vreselijk koud. Ik bezocht allerlei plekken die ik in mijn hoofd al kende: het House of Commons, het gerechtshof waar Cromwell berecht was, het Buckingham Palace. Ik ging op zoek naar de graven van dichters en naar het graf van admiraal en zeevaarder Nelson. Het was fantastisch om al die plekken waarover ik al zoveel gelezen had in het echt te bezoeken!
Mijn komst naar Nederland
Na een jaar studeren in Dublin en een jaar in Bath (Engeland) en vertrok in ’89 naar Tilburg om daar Sociale Zekerheidswetenschappen te gaan studeren. Ik leidde hier een schizofreen leven als buitenlandse student tussen de Nederlandse studenten in Tilburg. Ik verkeerde in een permanente onzekerheid of ik in Nederland mocht blijven, ieder jaar was het spannend of mijn verblijfsvergunning zou worden verlengd.
Mijn medestudenten leefden in een compleet andere wereld. Zij hadden geen idee van de regelgeving van de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) die mijn leven beheerste. Daardoor begrepen ze weinig van mijn situatie. Ze maakten bijvoorbeeld plannen over hun toekomst. Omdat de kans dat ik mijn dromen zou kunnen realiseren zeer klein was, hield ik mijn plannen voor mezelf. Ik kon ook geen zekerheid bieden wat vriendschappen en relaties betrof, omdat ik ieder moment het land uit gezet kon worden. Dat maakte dat ik erg op mezelf gericht was. Het creëerde een psychische sfeer waarin ik besefte dat ik voor honderd procent afhankelijk was van mijzelf en mijn eigen vermogens om te overleven.
IND
Het is een van de grootste nachtmerries om geconfronteerd te worden met de bureaucratie en regelgeving van de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst). Het zorgt ervoor dat je altijd met vraagtekens rondloopt, uitzetting hangt voortdurend boven je hoofd, wat grote invloed heeft op je gemoedstoestand. Als je daar lange tijd mee te maken hebt bestaat het gevaar dat je denkt dat hoe de IND functioneert representatief is voor Nederland.
Ik had het geluk dat ik bevriend raakte met Nederlanders, waardoor ik mijn ervaringen met de IND kon relativeren. Zelfs toen ik al raadslid was van stadsdeel Amsterdam Zuidoost kreeg ik nog een afwijzing van de verlenging van mijn verblijfsvergunning, met de mededeling dat mijn aanwezigheid in Nederland geen wezenlijk Nederlands belang diende. Wat moet je nog meer doen om erbij te horen, vroeg ik me af?
Inmiddels heb ik de Nederlandse nationaliteit. Pas als je klaar bent met de IND en Nederlander bent geworden, kun je beginnen met het herstellen van je houding ten opzichte van Nederland.
In de politiek
Na mijn afstuderen werkte ik vier jaar als onderzoeker aan de Universiteit van Utrecht. Daarna werd ik 1998 werd hij gevraagd om naar Amsterdam Zuidoost te komen om raadslid te worden voor de PvdA. En nu ben ik wethouder in dit stadsdeel. Dit klinkt allemaal mooi, maar de realiteit erachter is een lange, onzekere weg. Het verkrijgen van deze positie en van de Nederlandse nationaliteit was niet gemakkelijk.
Invloed migratie-ervaringen
Mensen vragen mij wel eens of mijn eigen migratie-ervaringen invloed hebben op mijn werk als wethouder. Hier ben ik heel resoluut in. Mijn ervaringen als migrant hebben geen invloed op mijn werk en positie als wethouder. Ik kan en mag mijn eigen geschiedenis niet gebruiken als basis om mensen te benaderen. Wel speelt het een rol in mijn opvatting over inburgering. Ik vind dat iedereen de Nederlandse taal moet leren.
Tegelijk besef ik maar al te goed dat mijn situatie heel anders is dan de situatie van veel migranten; ik kwam hier als student. Maar mijn eigen migratieverleden speelt geen rol in mijn werk. Ik ben sociaal wetenschapper en benader mijn werk vanuit mijn wetenschappelijke en ideologische achtergrond als sociaal-democraat.
Kameroense Nederlander
Lange tijd heb ik de plicht gevoeld terug te gaan naar Kameroen om het land te dienen. Tot 1995, toen ik voor het laatst in Kameroen was om mijn jongere broer te begraven, checkte ik iedere week de prijs van de cacao, een van de belangrijkste producten van Kameroen. Langzaamaan is dit verschoven en ging ik kijken naar de prijs van olie in plaats van cacao.
Mijn moeder heeft mij uiteindelijk losgemaakt van Kameroen. Ze zei tegen me dat ik in Kameroen geen leven meer had. Toen is bij mij de knop om gegaan. Ik besefte dat ik me vast bleef houden aan een leven dat niet meer bestond. Ik voelde me sinds het overlijden van mijn vader verantwoordelijk voor mijn jongste broertje. Toen hij overleden was kon ik Kameroen ook loslaten.
Gelukkig in Kameroen of Nederland?
Soms vraag ik mij af waar ik het gelukkigst zou zijn geworden, in Nederland of in Kameroen. Toen ik jong was dacht ik dat ik gelukkig zou zijn als ik een hoge positie en een mooie auto had en veel uit kon gaan. Dat was toen mijn idee van geluk. Natuurlijk stelde dit niets voor, het was sterk verbonden aan maatschappelijk succes en wat andere mensen dachten over dat succes.
Het leven dat ik nu leid in Nederland is absoluut niet het leven dat ik voor ogen had toen ik jong was. Maar met mijn ervaringen in Europa van de afgelopen twintig jaar zou ik niet meer kunnen aarden in Kameroen. Als ik daar ben verveel ik me gauw. Mijn beste vrienden van toen zijn kleermakers. Het is pijnlijk om te ervaren dat je niet met elkaar kunt delen wat je bezighoudt, dat je snel uitgepraat bent. Onze werelden zijn te ver uiteengegaan. Dat is een pijnlijke ervaring, te weten dat je nergens meer echt bij hoort.
Inmiddels heb ik twee kinderen hier in Nederland. Dat maakt onder andere dat Nederland steeds meer mijn thuis is. Ik voel mij in geen land zo comfortabel als hier. Het is het land dat mij alle kansen gegeven heeft die ik kon krijgen. Ik kan niet ontkennen dat ik van dit land hou. Maar ik ben nog niet zover dat ik kan zeggen dat ik hier begraven wil worden.
Familie en het katholieke geloof
Hoewel ik mij aardig geworteld voel in Nederland speelt mijn Kameroense achtergrond nog steeds een belangrijke rol in mijn leven, met name mijn familie en het katholieke geloof. Bij aankomst in Ierland verbaasde ik mij erover dat het katholieke geloof zo weinig aanwezig was in het dagelijks leven. Ik heb een katholieke opvoeding gehad en was heel katholiek toen ik in Europa aankwam. Langzaamaan ben ik steeds meer los van mijn geloof gekomen. Met name de rituele waarde van het geloof heeft voor mij steeds minder betekenis gekregen. Toch voel ik mij nog steeds katholiek.
Mijn katholieke achtergrond is sterk verweven met mijn familie. Als ik mijn geloof zou afwijzen, voelt het alsof ik mijn familie verloochenen. En zonder mijn familie zou ik niet zo ver gekomen zijn. Daarnaast speelt het gemeenschapsgevoel een rol in mijn vasthouden aan het katholieke geloof. Dit was mijn gemeenschap, en die verdedig je door dik en dun, dat zit heel diep.
Invloed migratie
Verder denk ik dat mijn migratie naar Europa ook een rol waarom ik het katholieke geloof niet goed los kan laten. Ik denk dat als ik in Kameroen was blijven wonen ik een atheïst geworden was. Dat ik een migrant ben, maakt dat ik me vasthoud aan wat me bindt met mijn familie en mijn gemeenschap in Kameroen. Zo ben ik erachter gekomen dat ik sommige gesprekken met mensen in Kameroen woord voor woord onthouden heb. Dat komt omdat ik ben weggegaan, denk ik. Mijn herinneringen aan Kameroen zijn twintig jaar terug in de tijd bevroren.