Studie
De meeste studenten zijn migranten, alleen blijven die doorgaans in eigen land. Als in het land van geboorte geen goede mogelijkheden bestaan voor hoger onderwijs, dan is tijdelijke internationale migratie een optie, althans voor degenen die zich dat kunnen veroorloven. Dat was al zo in de Middeleeuwen toen universiteiten als Parijs en Bologna studenten uit alle windstreken aantrokken. Nederland was door het geringe bereik van de taal (tenzij het onderwijs in het Latijn werd onderwezen) minder in trek, maar ook hier wisten buitenlandse studenten de universiteiten van Leiden en Amsterdam te vinden. Een aparte plaats nemen studenten uit gekoloniseerde gebieden in. Vanaf de negentiende eeuw trokken inheemse studenten uit de bovenlaag vaak naar het centrum van het koloniale rijk, met als belangrijkste steden Parijs en Londen. Daar kwamen deze jonge mannen (en een enkele vrouw) lotgenoten uit andere delen van het koloniale rijk tegen, met wie zij ervaringen van onderdrukking en uitbuiting uitwisselden. Het is dan ook geen wonder dat veel latere leiders van onafhankelijkheidsbewegingen, zoals Mahatma Ghandi, hun opleiding in Europa genoten. Nederland speelde op dit terrein slechts een bescheiden rol, maar ook hier trokken de universiteiten van Rotterdam, Delft, Leiden en Amsterdam vanaf het einde van de 19e eeuw allerlei studenten uit Suriname, de Antillen en Indonesië. Onder hen ook de latere minister van buitenlandse zaken van Indonesië Mohammad Hatta, die in de jaren dertig gaan de Handelshogeschool in Rotterdam studeerde. In de afgelopen decennia is het aantal internationale studenten in Nederland en daarbuiten sterk gestegen, evenals het aandeel buitenlandse docenten. Vooral landen, zoals Nederland, met hoog aangeschreven universiteiten die allerlei studies in het Engelse aanbieden zien het aandeel van buitenlanders onder hun studenten sterk groeien.