Arbeidsmigranten van Aruba
In de jaren '50 kampten de Antillen nauwelijks met werkloosheid en waren de lonen hoog, dankzij de olieindustrie op Aruba en Curaçao. Een ongeschoolde arbeider verdiende op de Antillen ongeveer anderhalf keer zoveel als in Nederland. Dat trok dus immigranten. Maar rond 1960 moesten de olieraffinaderijen hun bestand van lager en ongeschoold personeel sterk inkrimpen. De Antilliaanse regering probeerde de gevolgen voor de werkgelegenheid op te vangen door arbeidsmigratie naar Nederland te bevorderen. Hierdoor kwamen tussen 1963 en 1967 in totaal ongeveer 2500 Antillianen, vooral van Curaçao, naar Nederland. Zij kwamen te werken bij bedrijven als Fokker, Philips en Werkspoor. Vrouwelijke Antilliaanse arbeidsmigranten kwamen vooral in de gezondheidszorg terecht. Door de sluiting van de Shell-raffinaderijen in 1985 nam de armoede op de Antillen sterk toe. Ook als gevolg van bezuinigingen bij de Antilliaanse overheid volgde eind jaren '90 een tweede grote emigratiegolf naar Nederland.