Migratiebeweging

Duits-Joodse vluchtelingen Nazi-regime

Toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, probeerden veel joden naar het buitenland te vluchten. Hoeveel joodse vluchtelingen tussen 1933 en 1940 naar Nederland zijn gekomen is niet bekend. Schattingen lopen uiteen van 35.000 tot maximaal 50.000 vluchtelingen. Daarvan keerde een deel terug of emigreerde naar andere landen. De meeste joodse vluchtelingen kwamen uit Duitsland. Het overgrote deel had de Duitse nationaliteit, de rest had de Poolse nationaliteit of was statenloos. Een klein deel van de joodse vluchtelingen kwam uit Oostenrijk.

Gesloten grenzen

Frankrijk, België, Zwitserland en Nederland waren bang om overspoeld te raken door vluchtelingen uit Duitsland, maar ook om het steeds machtiger wordende buurland voor het hoofd te stoten. Deze landen probeerden tevergeefs om internationale afspraken te maken zodat ook andere landen zich garant zouden stellen voor de opvang van vluchtelingen. Het gevolg was dat de meeste buurlanden van Nazi-Duitsland het toelatingsbeleid steeds strenger maakten om te voorkomen dat joodse vluchtelingen hun kant opkwamen.

In maart 1933 konden vluchtelingen nog vrij gemakkelijk Nederland binnenkomen. In mei 1934 werd het beleid al strenger. Duitse joden werden alleen nog tijdelijk in Nederland toegelaten. Poolse joden die al in Nederland waren, moesten zoveel mogelijk naar hun eigen land terugkeren. Nieuwe Poolse en stateloze vluchtelingen zouden niet meer toegelaten worden, tenzij sprake was van dreigend levensgevaar. In mei 1938 werd voor Duitse joden niet langer een uitzondering gemaakt. Nederland nam geen vluchtelingen meer op. Voortaan zouden alle vluchtelingen bij de grens tegengehouden worden. Zodra de politie in de gaten kreeg dat een immigrant uit Duitsland joods was, werd deze 'illegaal' verklaard en waar mogelijk teruggestuurd. Deze maatregel leidde tot veel protest in de pers en in de Tweede Kamer. In de praktijk werd de maatregel niet zo streng toegepast. Er bleven nieuwe vluchtelingen binnenkomen en eenmaal binnen bleek het niet zo eenvoudig hen weer naar Duitsland terug te sturen. Dat gebeurde dan ook maar af en toe.

Hitler aan de macht

In maart 1933 werd de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) van Adolf Hitler de grootse partij bij de verkiezingen in Duitsland. Vrijwel onmiddellijk leidde dit tot systematische discriminatie en uitsluiting van joods Duitsers. Deze werden in een aantal stappen van hun burgerrechten beroofd. Door deze acties en de boycot van joodse bedrijven verlieten honderdduizenden joden het land. Een van de vluchtelingen was Otto Frank, de vader van Anne Frank. Hij kwam in de zomer van 1933 naar Nederland. Zijn vrouw en dochters kwamen enkele maanden later, Anne als laatste in januari 1934.

Een deel van de vluchtelingen keerde terug toen de situatie weer rustiger leek. In de jaren daarna bleven joden Duitsland ontvluchten, maar de aantallen waren minder groot. Dat veranderde in 1938, vooral na de ‘Kristallnacht’ van 9 op 10 november. In heel Duitsland werden joodse winkels, synagogen en huizen door de nazi’s geplunderd en in brand gestoken. Daarbij werden bijna honderd joden vermoord. Dat leidde tot een massale vlucht van joden naar het buitenland.

Opvang van joodse vluchtelingen

De Nederlandse joodse gemeenschap richtte zelf organisaties op om vluchtelingen op te vangen. Veel vluchtelingen kwamen in Amsterdam terecht, waar verreweg de meeste joodse Nederlanders woonden. Daar werd in 1933 het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen opgericht. Vertegenwoordigers van dit comité overlegden met de Nederlandse overheid over het toelatingsbeleid voor vluchtelingen. Daarnaast werd voor de praktische opvang van de vluchtelingen het Comité voor joodse vluchtelingen opgericht. Ook in andere plaatsen bestonden comités voor joodse vluchtelingen. Vanaf 1934 was het voor vluchtelingen verboden om een beroep uit te oefenen. Daardoor waren veel vluchtelingen aangewezen op hulp van de comités. De kosten van die opvang werd betaald door de joodse gemeenschap zelf. Een aantal jonge joodse vluchtelingen kwam in een joods werkdorp in de Wieringermeer terecht. Zij kregen er een vakopleiding met het doel om daarna naar Palestina of een ander land te emigreren.

Een deel van de vluchtelingen werd opgevangen in kampen, zoals het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork. Dit barakkenkamp was gebouwd met geld van de joodse gemeenschap. In het najaar van 1939 arriveerden de eerste bewoners. Het aantal vluchtelingen in Westerbork groeide uiteindelijk tot ongeveer 1100 in mei 1940. In de eerste jaren van de oorlog werden de joodse kampbewoners met rust gelaten. Vanaf 1942 werd het kamp door de Duitsers als doorgangskamp gebruikt. Een groot deel van de Nederlandse joden en ook van de joodse vluchtelingen is in de oorlog via Westerbork op transport gesteld en vermoord in Duitse vernietigingskampen. Het is niet bekend hoeveel van de joodse vluchtelingen in Nederland de oorlog overleefden. Na de oorlog werd kamp Westerbork, omgedoopt in 'Schattenberg', eerst gebruikt om Indische Nederlanders op te vangen. In 1951 maakten deze plaats voor een groep Molukkers die er tot in de jaren '60 zouden blijven.