Duitse handelaren en winkeliers
Tussen 1850 en 1900 reisden Duitse handelaren naar Nederland om aan de bevolking allerlei goederen te verkopen. Deze marskramers uit met name het Munsterland stopten hun knapzakken, rugzakken en manden zo vol als ze konden en trokken door het land. Een klein deel van hen vestigde zich permanent in Nederland en opende winkels. Enkele bekende warenhuizen als C&A en V&D werden in deze periode door voormalige Duitse marskramers opgericht.
Een van de belangrijkste winkels in de 19e eeuw was de winkel van Sinkel. Toen de Duitse migrant Anton Sinkel in 1839 zijn winkel in Utrecht opende schreven de kranten dat deze winkel het 8e wereldwonder was. Zoiets moois had het winkelende publiek nog nooit gezien. De winkel was groot. Bij de winkel hoorde ook een groot kosthuis, waarin het personeel woonde. Het personeel was in de leer en begon na enkele jaren eigen winkels. Hieruit kwamen bekende winkelketens voort zoals Peek & Cloppenburg. De winkels van de Duitse migranten veranderden het aanzien van de Nederlandse binnensteden. In de binnenstad kwam een lint van moderne, hel verlichte en mooi ingerichte winkels. Daarmee ontstond ook een nieuwe gewoonte in Nederland. Mensen gingen winkelen, niet per se om iets te kopen, maar om te kijken en gezien te worden. Niet alle handelaren begonnen een winkel. Veel handelaren verkochten hun waren aan de deur, op straat of op de markt.