Paulette Smit
Paulette Smit groeide op in Willemstad, Curaçao. Haar vader is Nederlands, haar moeder Antilliaanse. Maar zo simpel ligt het niet. Haar beide ouders zijn ook Joods. Er gingen hele omzwervingen over de wereld aan vooraf, voor dat zij elkaar in Willemstad op een feestje in 1947 ontmoetten. Zelf kwam Paulette in 1969 met veel tegenzin met haar ouders naar Nederland. Ze dacht dat hier alleen boeren op klompen woonden. En haar klasgenootjes dachten dat ze in bomen gewoond had. Nu voelt ze zich een Caribische Nederlander. Paulette Smit is actrice, toneelschrijfster, toneelregisseur en was ze artistiek leider van het toneelschrijvers- en theatermakersfestival Hollandse Nieuwe. Ze werd in 2006 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
De familie van mijn vader
Mijn vader werd in 1922 in Amsterdam geboren. Zijn vader was diamantslijper. Omdat er in Antwerpen meer werk was voor diamantslijpers, verhuisden zij in 1923 naar Antwerpen. Toen mijn vader achttien jaar was brak de Tweede Wereldoorlog uit. Mijn oma was katholiek, mijn opa joods. Mijn oma had al snel in de gaten dat het de verkeerde kant op ging en dat het voor Joden gevaarlijk werd.
Op de vlucht: Frankrijk - Jamaica - Curaçao
Mijn vader vluchtte met zijn ouders en zus vanuit Antwerpen naar Zuid-Frankrijk. Daar doken ze twee jaar onder op een boerderij bij Marmande. Hierdoor heb ik mijn Franse naam, Paulette. Ze hadden het goed daar. Mijn grootouders moesten wel werken op de boerderij maar mijn vader kon in Lyon studeren voor bouwkundig tekenaar op de academie van architectuur.
Toen het ook in Frankrijk steeds onveiliger werd voor Joden zijn ze in 1944 naar Spanje vertrokken. Daar wisten ze een plek te krijgen op een boot naar Suriname, althans, ze dachten dat dit de eindbestemming was. Maar de boot ging naar Jamaica, waar ze in een vluchtelingenkamp terechtkwamen. Daar hebben ze een paar maanden gezeten. Ze werden goed behandeld, kregen nieuwe kleren. Mensen uit het vluchtelingenkamp konden solliciteren naar werk in de regio. Alleen: diamantslijpers, zoals mijn grootvader, waren daar niet nodig. Dankzij de twee jaar studie van mijn vader in Frankrijk kon hij, als drieëntwintigjarige,intekenen op een vacature: in Willemstad zocht Rijkswaterstaat een bouwkundig tekenaar.
Willemstad
Zo kwam mijn vader samen met zijn ouders en zus in 1945 in Willemstad terecht. Het feit dat mijn grootouders weg konden dankzij hun zoon was uitzonderlijk en misschien pijnlijk voor mijn opa. Maar mijn opa ging in Willemstad meteen op zoek naar werk. Hij solliciteerde bij de beroemde juwelier Spritzer & Fuhrman. De eigenaar meneer Fuhr vertelde dat hij die ochtend net iemand had aangenomen en niet van mijn grootvaders diensten gebruik kon maken. Mijn opa informeerde wie er was aangenomen, en toen hij hoorde wie het was, zei hij dat Fuhr een goede keus had gemaakt en verliet de winkel. Meneer Fuhr kwam hem achterna gerend. "Iemand als u wil ik in dienst hebben, of ik nu werk heb of niet,” zei hij. Dat was typisch mijn opa, hij was altijd heel galant en wist mensen voor zich in te nemen. Bij ons is dat er ook in ingeramd: altijd beleefd zijn.
Mijn vader vond het geweldig op de Nederlandse Antillen. Hij hield van het warme klimaat en de zoele wind die altijd waaide. Maar hun leven stond in het begin vooral in het teken van overleven. Later vertelde hij dat juist het pionieren zo leuk was. Zo heeft hij in de jaren vijftig de eerste galerie opgericht op Curaçao. Door zelfstudie heeft hij zich tot architect opgewerkt en werd hij geaccepteerd door de Bond voor Nederlandse Architecten.
Mijn vader heeft eigenlijk nooit verteld over zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Mijn tante vertelde wel eens over de angsten die zij doorstaan had. Zo was ze vaak bang dat hun ouders gedeporteerd zouden worden omdat ze hun jodenster niet op deden. Na de oorlog bleek dat de broer van mijn opa, die ondergedoken was in Amsterdam, door buren verraden is. Hij is omgekomen in een concentratiekamp. Mijn vader heeft vier jaar geleden een neef terug gevonden, die inmiddels in Amerika woonde. Deze neef was op zijn zeventiende uit het zicht van de familie verdwenen.
De familie van mijn moeder
Mijn moeder is een Joodse Curaçaose. Inmiddels wonen mijn ouders in Nederland, maar de Curaçaose cultuur is diep geworteld bij haar. Zij heeft mij grotendeels opgevoed. Van haar kregen we de Caribische waarden en normen mee. Ze sprak Papiaments met ons.
Sefardische joden uit Spanje
De familie van mijn moederskant bestaat uit Sefardische Joden. Haar familienaam is Moreno. Ze komen van oorsprong uit de streek rond Sevilla, in Zuid-Spanje. Ze hebben tijdens de inquisitie moeten onderduiken en zich bekeerd tot het christendom om niet vervolgd te worden. Al een aantal eeuwen woont de familie van mijn moeder in Zuid-Amerika. Haar ouders hebben lange tijd in Panama en Colombia gewoond.
Pionieren
Het pionieren zat ook aan mijn moederskant in de familie. Mijn grootvader importeerde de eerste auto op Curaçao. Dit was een hele belevenis voor de eilandbewoners. Mijn opa was eigenlijk journalist, maar ging om economische redenen in zaken. Hij was daarin heel inventief. Het eerste product dat hij importeerde was een kappersstoel, die hij verhuurde. Dit liep zo goed, dat hij overstapte op het invoeren van auto’s.
Mijn grootvader was een kleurrijke, theatrale figuur. In Willemstad is zelfs een straat naar hem vernoemd. Hij had een grote fascinatie voor het katholicisme. Volgens de familieverhalen ging hij regelmatig naar de katholieke kerk, waar hij zelfs misdienaar was. Iedere week kwam de pastoor langs om te vragen of hij nu katholiek wilde worden. Zijn familieleden pestten hem vaak door te vragen: "En wanneer wordt Elias Rafael Moreno de Brandao nu katholiek?"
Rootstocht naar Spanje
Rond 1975 hebben we met de hele familie een "rootstocht" gemaakt naar Sevilla, in Zuid Spanje. Het was bizar, we zagen daar exacte dezelfde meubels die wij hadden en een tapijt met dezelfde kleuren en motieven als dat van mijn oma! Dat maakte wel heel duidelijk dat we hier ook vandaan kwamen.
Mijn jeugd op Curaçao
Ik ben in 1957 geboren op Curaçao. In mijn herinnering was het daar heerlijk. Ik hield van zwemmen, paardrijden en judo, ik was een jongensachtig, wild kind. Vooral de grote vrijheid die je daar ervaart was heerlijk, ik heb eindeloos veel gezwommen.
Culturele diversiteit
De verschillende gemeenschappen die op Curaçao samenleven zorgden voor veel levendigheid. Er was een Creoolse, een Nederlandse, een Chinese, een Libanese, een Portugese en een Surinaamse gemeenschap. Binnen de Nederlandse gemeenschap had je nog een tweedeling tussen de Antilliaanse protestanten die al langer op het eiland woonden, en de Nederlanders die later kwamen. En binnen de Joodse gemeenschap had je de Asjkenazim en de Sefardische joden.
Het persoonlijke leven met bijbehorende rituelen als trouwen, geboortefeesten en andere ceremonies speelde zich vooral binnen de gemeenschappen af. Maar uiteindelijk functioneerden ze als één gemeenschap. Het was een heel tolerante samenleving, iedereen was per slot van rekening geïmporteerd. In mei 1969 waren er op een gegeven moment wel spanningen ten opzichte van de Nederlanders, omdat andere mensen zich door hen ongelijk behandeld voelden.
Mensen op klompen
Deze onrust heb ik echter niet meer meegemaakt. Vlak daarvoor verhuisden wij naar Nederland. Mijn vader kon in Nederland een baan krijgen op een groot architectenbureau. Hij vond het goed voor zijn dochters om in Nederland te gaan studeren en meer van de wereld te zien. Toen mijn ouders mij vertelden dat we naar Nederland zouden verhuizen, vond ik het verschrikkelijk. Ik zat net op paardrijles, had een lievelingspaard, dat ik als mijn beste vriend beschouwde, er stond zelfs een foto van het paard naast mijn bed. Ik had het idee dat er in Nederland alleen maar boeren woonden. Wat moet ik met die mensen op klompen, dacht ik. Ik wilde absoluut niet naar Nederland toe en zei tegen mijn ouders dat ik zo snel mogelijk terug zou vliegen.
Mijn leven in Nederland
Ik was twaalf jaar toen ik, halverwege het schooljaar, in 1969 aankwam in Nederland. De eerste kennismaking met mijn nieuwe klasgenootjes op het Amsterdamse Spinoza Lyceum was een vreemde ervaring. "Hoe is het nou om met negers in een boom te wonen?" vroegen ze. "En als je dan niet in een boom woonde, dan toch zeker wel in een hut? Jullie mensen eten altijd rijst hè?" Ik was perplex. Waar hebben ze het over? dacht ik. Ik vond het vermoeiend om alles te moeten uitleggen.
Cultuurshock
Maar daarna ging er een wereld voor mij open. Jongens met John-Lennon-brilletjes of met afrokapsels, naar de film gaan, op de fiets naar school. Op Curaçao had ik speciaal fietsles gekregen omdat we naar Nederland gingen. Door dat fietsen kreeg ik een ander soort vrijheid. Het was een echte cultuurschok: alleen fietsen en uitgaan, zonder chaperonne. Het was de hippietijd, met andere omgangsvormen dan ik gewend was. Mijn ouders vonden dat in het begin niet altijd leuk. Ik had veel ruzie met ze. Ze waren veel strenger dan veel Nederlandse ouders.
Ik raakte in die tijd een beetje losgeslagen. Ik was voortdurend omringd door mensen die me vreemd vonden. Daar werd ik boos van. Een docent klaagde dat ik te wild danste op een feest. Ik was fysieker, ging bij mensen op schoot zitten. En dan waren er nog mijn hormonen. Mijn zus, die zes jaar ouder was, zat dag en nacht te studeren om de achterstand in te halen, maar ik bleef het eerste jaar zitten. Mijn ouders hebben op het punt gestaan om me naar een internaat te sturen.
Veel verbazing
Het was gek om in de Nederlandse, witte samenleving te komen. Mijn ouders konden me daar totaal niet in begeleiden. Maar ook voor mijn moeder was de omschakeling naar het leven in Nederland best moeilijk. Op Curaçao hadden we dienstbodes en bedienden. In Nederland niet. En er bleef veel verbazing over en weer. Vrienden die bij mij thuis kwamen meenden dat wij vast altijd tegen elkaar zouden schreeuwden. Dat er bij ons thuis altijd frisdrank in huis was vonden ze ook vreemd. “Jullie zijn zeker miljonair,’ zeiden klasgenootjes. Ze verbaasden zich erover dat ik al op mijn elfde deodorant gebruikte. En de buren bonkten met de bezemsteel op het plafond als we weer aan het dansen waren.
Heimwee
De eerste jaren gingen we ieder jaar met Kerstmis en Nieuwjaar naar Curaçao terug. Ik huilde dan tranen met tuiten als we weer teruggingen naar Nederland. Later ben ik Nederland meer gaan waarderen. Hier had je geen gedoe met sociale controle en kon je lekker naar de bioscoop, naar musea en naar theatervoorstellingen.
Caribische Nederlander
Ik noem mij graag ‘Caribische Nederlander’, omdat dit de verbinding aangeeft tussen mijn ouders en de twee (of meer) culturen die ik met me meedraag. Ik ben Joods-Afro-Caribisch opgevoed. Mijn vader liet de opvoeding aan mijn moeder over, we kregen vooral haar Caribische waarden en normen mee. Ik sprak Papiaments met mijn moeder en Nederlands met mijn vader. Via de dienstmeisjes die in huis waren kreeg ik Afro-Caribische invloeden mee.
Bijgeloof speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in de Afro-Caribische cultuur, en ook nu nog in mijn leven. Ik heb een geheime kist waarin ik allerlei soorten wierook bewaar, die in verschillende situaties onheil moeten afwenden of geluk brengen. Ieder jaar met Oud en Nieuw reinigt ik met zeven soorten wierook mijn huis.
Invloed verschillende culturen
Ik ben ervan overtuigt dat het feit dat ik in mijn jeugd in aanraking kwam met veel verschillende culturen grote invloed heeft gehad op hoe ik in het leven sta. Ik zag dat iedereen het op zijn eigen manier deed en van mijn ouders moest ik begrip opbrengen voor andere culturen. Het heeft ervoor gezorgd dat ik een soort basishouding heb gekregen waarmee ik opensta voor andere culturen. Ik voel me gemakkelijk overal thuis, en eigenlijk ook weer nergens. Het is een soort ontworteling die ik niet als negatief ervaar. Het betekent ook dat ik me overal kan vestigen en een soort wereldburger geworden ben. Ik voel me thuis in verscheidenheid, niet in een monocultuur.
Gemixte identiteit - een voordeel
Ik merk dat mijn hele volwassen leven eigenlijk in het teken staat van diversiteit. Ik denk voortdurend na over gemixte identiteit. Dit speelt ook altijd een rol in de keuze van projecten waarin ik betrokken wil zijn. Het Hollandse Nieuwe-festival, waarvan ik artistiek leider ben, past daar heel goed in. Met dit festival probeer ik nieuwe schrijvers te stimuleren om hun verhalen op te schrijven. Ik hoop dat steeds meer mensen beseffen dat een gemixte identiteit een voordeel is, geen handicap.