Contractarbeiders uit China
Koen van der Lijn schreef deze bijdrage naar aanleiding van zijn presentatie “Tussen Tabak en Tandils: de rol van Nederlandse sinologen in het werven van Chinese contractarbeiders” tijdens de CGM-studiedag van 2024.
Met de afschaffing van de slavernij in zicht ontstond in de Nederlandse koloniën al snel een grote vraag naar goedkope arbeid, zowel in Suriname als in Nederlands-Indië. Met name op plantages in Deli, in het toenmalige Nederlands-Indië, was de vraag groot. Ook in de tinmijnen op de eilanden Bangka en Belitung was er veel vraag. Een oplossing werd gevonden in contractarbeiders uit China.
Werving van contractarbeiders
Chinese migratie naar de kustregio’s in de Zuid-Chinese Zee was geen nieuw verschijnsel: Chinezen woonden al in de Indonesische archipel lang voor de aankomst van de VOC. In de negentiende eeuw veranderde de migratie echter drastisch qua omvang en bestemming. Zuid-China leed onder droogtes, overstromingen, economische concurrentie door Westerse inmenging, en burgeroorlogen zoals de Taiping (1850-1864).
Tegen deze achtergrond kwam de werving van Chinese arbeiders voor de Nederlandse koloniën tot stand. De arbeiders werden “koelies” genoemd, een term afkomstig uit het Hindi die in de Nederlandse koloniale context vooral betrekking had tot koloniale contractarbeiders uit India, Java, en China. De Chinese overheid stond echter onwelwillend tegenover de koeliehandel. Directe migratie uit China was illegaal, waardoor het lastig was om arbeiders rechtstreeks te werven.
In de jaren '50, '60 en '70 van de 19e eeuw wierf Suriname grofweg 2630 Chinese contractarbeiders. Deze arbeiders werden gerekruteerd in Guangzhou en Java en vertrokken vanuit Portugees Macau, Brits Hong Kong en Jakarta richting Suriname. Vergeleken met het aantal contractarbeiders dat naar Suriname ging was het aantal contractarbeiders in Nederlands-Indië substantieel groter. De tientallen plantages aan de oostkust van Sumatra wierven hun arbeiders aanvankelijk in Singapore, een hub waar veel Chinese contractarbeiders heen werden gebracht vanuit Zuid-China. Deze Britse kolonie huisvestte een groot aantal Chinezen, waaronder Peranakan Chinezen en de Chinese koelies van het vasteland. Europese en vooral Chinese tussenpersonen rekruteerden laaggeschoolde, vaak ongeletterde Chinezen onder valse voorwaarden voor overzees werk. Voor en na de overtocht verbleven de arbeiders in zogenaamde koeliedepots. Zelfs vrije migranten die in Singapore aankwamen, werden ter plekke nog gerekruteerd voor contractarbeid.
Zware arbeid
Kenmerkend voor de Chinese migratie was dat vrijwel alleen mannen werden gerekruteerd. Eenmaal aangekomen op de plaats van bestemming tekende de arbeider een contract, meestal verzegeld van een vingerafdruk. De contracten beschreven de werkzaamheden van de arbeiders, bepaalden het loon en stelden een termijn vast – meestal drie tot vijf jaar, waarna de arbeider vrij was om een nieuw contract te sluiten of terug te keren naar het land van herkomst.
De arbeiders werkten lange dagen, grofweg 12 tot 14 uur per dag. Het werk op de plantages en in de mijnen was fysiek erg zwaar. Ze waren belast met taken zoals het kappen van suikerriet en jungle. Dit alles gebeurde onder extreme weersomstandigheden.
De contractarbeiders woonden in overbevolkte hutten en barakken zonder enige privacy. De voeding van de arbeiders was eentonig en beperkt, met als grote vuller erg voedzame rijst.
Bovendien had de Nederlandse koloniale staat in 1880 de poenale sanctie ingevoerd als onderdeel van de koelieordonnantie. Dit gaf de Nederlandse ondernemers de macht om zowel politie als rechter te zijn en resulteerde in grote misstanden: contractarbeiders waren volledig overgeleverd aan de ondernemers die uit waren op zo veel mogelijk winst.
Chinese bescherming
De slechte werkomstandigheden waren bekend bij de Chinese regering. Sinds de jaren 1870 nam de Qing dynastie steeds meer maatregelen om overzeese Chinezen te beschermen. Ook de situatie van Chinese contractarbeiders in Nederlands-Indië werd nauwlettend gevolgd. De Nederlandse koloniale overheid wilde echter geen inmenging van China en hield officiële Chinese consulaire bescherming zo lang mogelijk buiten Nederlands-Indië.
Chinese diplomaten deden meerdere verzoeken tot toelating van Chinese consuls aan Nederland. Consuls werden snel toegelaten in Britse koloniën en op veel andere plaatsen waar Chinese arbeiders werkten. Hoewel de diplomatieke vertegenwoordigingen van China zich steeds verder uitbreiden, werden laaggeschoolde Chinese arbeiders steeds vaker buitengesloten – het bekendste voorbeeld is de Chinese Exclusion Act van 1882, waardoor laaggeschoolde, Chinese arbeiders tientallen jaren niet naar de Verenigde Staten mochten migreren en soortgelijke wetten in Australië (1881 en 1887) en Nieuw Zeeland
De Nederlandse belanghebbende ondernemers in Deli verenigden zich rond dezelfde tijd in de Deli Planters Vereeniging. Op aandringen van deze vereniging lukte het om met behulp van Duitse stoomvaartbedrijven directe migratie vanuit China naar Nederlands-Indië op te zetten. Op deze manier verzekerden ze zich van goedkopere, nieuwe arbeidskrachten.
Toch bleven de slechte werkomstandigheden van contractarbeiders, zowel inheemse als Chinese, niet onopgemerkt in Nederlands-Indië. Na de uitgave van De Millioenen uit Deli van Mr. J. van den Brand in 1902 trok de kwestie steeds meer aandacht. De Nederlandse overheid was bekend met de misstanden, maar het economische belang woog zwaarder dan het menselijke.
Chinese contractarbeiders bleven tot in het midden van de 20e eeuw werkzaam in de Nederlandse koloniën. Zij, evenals hun lotgenoten uit India en Java, speelden een cruciale rol in de economische ontwikkeling van de Nederlandse koloniale bezittingen.
Verder lezen
Benton, Gregor. Chinese Indentured Labour in the Dutch East Indies, 1880-1942: Tin,
Tobacco, Timber, and the Penal Sanction. 1st ed. Cham: Springer International Publishing AG, 2022.
Bosma, Ulbe, The Making of a Periphery. How Island Southeast Asia Became a Mass Exporter of Labor. Columbia University Press, New York 2019.
Breman, Jan. Koelies, planters en koloniale politiek: het arbeidsregime op de grootlandbouwondernemingen aan Sumatra's Oostkust in het begin van de twintigsteeeuw. Dordrecht: Foris, 1987.
Dongen, Frans van. Tussen Neutraliteit En Imperialisme: De Nederlands Chinese Betrekkingen van 1863 Tot 1901. Groningen: Wolters, 1966.
Kuiper, Koos. The Early Dutch Sinologists (1854-1900): Training in Holland and China,Functions in the Netherlands Indies. Leiden: Brill, 2017.