Duitse soldaten en zeelieden bij de V.O.C.
Een kwart tot de helft van de zeelieden, soldaten en andere werknemers die in de 17e en 18e eeuw voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) naar Azië vertrokken, was afkomstig van buiten de Republiek. De V.O.C. had voor haar activiteiten in Europa, maar vooral ook in Azië, veel mensen nodig. In de twee eeuwen van haar bestaan stuurde de compagnie bijna een miljoen mensen overzee. Voor het werk op de schepen en de vestigingen in Azië werden naast Nederlanders daarom veel migranten geworven. Zeelieden werden overwegend gemonsterd in de Scandinavische, Duitse en Zuid-Nederlandse kustgebieden. Soldaten kwamen vaker uit de Europese binnenlanden.
Aanmonstering in Europa
In de Republiek werden zeelieden en soldaten voor de V.O.C. op vaste wervingsdagen aangenomen. Door de vele handelsverbindingen tussen de Republiek en de rest van Europa was het voor ervaren buitenlandse zeelieden niet moeilijk om naar de kust van de Noordzee te komen. Maar ook minder ervaren migranten kwamen naar de Republiek om werk te zoeken. Zogeheten volkhouders speelden op de grote personeelsbehoefte van de V.O.C. en op de onwennigheid van deze nieuwkomers in door zich over de migranten te ontfermen. Ze boden hun onderdak, eten, drinken en vertier op krediet. Op het moment dat de migranten diep in de schulden stonden, hadden zij geen andere keus dan aan te monsteren. De V.O.C. was maar weinig gesteld op deze onervaren werknemers, maar de volkhouders wisten de compagnie te misleiden door bij de keuring ervaren zeelieden en soldaten voor hen in te laten vallen. Bij vertrek bleven deze ervaren toneelspelers thuis en werden de onervaren migranten met het schip meegestuurd.
Leven aan boord
Tijdens het werk en verblijf aan boord van de schepen van de V.O.C. lijkt weinig onderscheid te zijn gemaakt tussen de verschillende Europese zeelieden. Duitsers en Scandinaviërs werkten zij aan zij met Nederlanders en hadden gelijke mogelijkheden om carrière te maken. Aan boord werden de Europese zeevarenden verdeeld in groepen die gezamenlijk hun eten ontvingen (zogeheten bakken) en wacht moesten lopen (ingedeeld in kwartieren). Bij deze verdeling was het beroep of de functie van opvarenden belangrijker dan herkomst of etniciteit.
Het vermengen van Europese opvarenden betekende niet dat het onderlinge onderscheid nooit werd opgemerkt of geen rol speelde. Door een toenemende behoefte aan personeel werd de V.O.C. in de loop van de 18e eeuw gedwongen om nog meer buitenlandse zeelieden en soldaten te laten aanmonsteren. Door tijdgenoten werd dit gezien als oorzaak voor een verslechtering in de kwaliteit van het personeel en als reden voor het verval van de compagnie. Een interessant voorval in dit opzicht is de muiterij aan boord van de Nijenburg onderweg naar Azië in 1763. Een aantal, voornamelijk Duitse zeelieden, kwam destijds in opstand. Ontevreden over de harde behandeling, het onderdrukken van (rooms-katholieke) religieuze uitingen en hun onvrijwillige aanmonstering bij de V.O.C. keerden zij zich tegen de voornamelijk Nederlandse (onder)officieren. In de Republiek bleef de muiterij niet onopgemerkt en gaf zij zelfs aanleiding tot expliciet anti-Duitse rijmelarijen. Eén liedje bezong de bemanning van de Nijenburg op een weinig positieve manier: ‘Van Duytzers Mof en Poep bemand; Zag men het yver vuur ontbranden; Van menig snoode Dwingeland: Zij zaem gerot met groote hoopen; Hebben met ysselijk geweld; Het schip zoo dadelijk afgeloopen; Zo als ons de Courant vermeld.’
Gevolgen multiculturele bemanning
De aanwezigheid van zoveel verschillende groepen opvarenden aan boord van de V.O.C.-schepen was niet echt een belangrijke oorzaak van conflicten en onderlinge spanningen. Daarvoor waren de lange duur van een reis, de afzondering op zee en de harde behandeling van het volk verantwoordelijk. Het multiculturele karakter van de bemanning lijkt de V.O.C. weinig te hebben gehinderd in haar activiteiten. De compagnie hield gedurende de twee eeuwen van haar bestaan dan ook vast aan het gebruik van internationale en zelfs interculturele werving van personeel in Europa en Azië. Hieraan kwam een einde met de opheffing van de V.O.C. door oorlog en financieel failissement aan het einde