Migratiebeweging

Hongaarse vluchtelingen

Op 4 november 1956 viel de Sovjet-Unie Hongarije binnen. Het leger moest een eind maken aan massale demonstraties van opstandige Hongaren tegen het communistisch regime. Door het optreden van het Russische leger sloegen 225.000 Hongaren op de vlucht. De meeste vluchtelingen kwamen uit Boedapest. Het overgrote deel ging naar Oostenrijk. Een klein deel stak de grens met Joegoslavië over. Het Internationale Rode Kruis ving hen op in vluchtelingenkampen. De motieven om de grens over te steken waren niet uitsluitend van politieke aard. Hongarije was een arm land, en in het buitenland was veel meer werk te vinden en geld te verdienen. Het Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties vroeg Nederland en andere landen om Hongaarse vluchtelingen op te nemen. Nederland liet daarop uiteindelijk 3300 Hongaarse vluchtelingen toe.

Hongaarse vluchtelingen worden door leden van het Rode Kruis opgewacht

Naar Nederland

Minister-president Willem Drees pleitte in de Tweede Kamer voor het ruimhartig toelaten van Hongaarse vluchtelingen: "In Nederland leven ten aanzien van hetgeen in Hongarije is overkomen wellicht nog sterkere gevoelens dan in andere vrije landen, omdat de banden tussen Nederland en Hongarije dikwijls zo sterk zijn geweest. Ik denk daarbij onder andere aan de Hongaarse kinderen, die indertijd in Nederland hebben vertoefd. Ongetwijfeld zal intussen het Nederlandse volk alles aangrijpen om te doen wat mogelijk is om op positieve wijze van zijn medeleven te getuigen." De Nederlandse regering besloot uiteindelijk niet meer dan 2.000 Hongaren toe te laten voor permanente vestiging. Begin december werd dat aantal verhoogd tot 3.000. Op 15 november 1956 arriveerde de eerste trein met vluchtelingen in Utrecht, die werden opgevangen in de Jaarbeurs. In de weken erna volgden meer treinen met Hongaren.

Selectie

De Nederlandse regering wilde zelf beslissen welke vluchtelingen uit Hongarije zij zou toelaten. Samen met een arts vertrokken vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken en Justitie naar Oostenrijk, waar vluchtelingenkampen waren ingericht. Dit team selecteerde de vluchtelingen met bestemming Nederland, waarbij Hongaren met familie in Nederland voorrang kregen. Verder werd geprobeerd zoveel mogelijk vluchtelingen uit dezelfde stad of streek te selecteren. Men bekeek echter ook welke vluchtelingen geschikt zouden zijn voor de Nederlandse arbeidsmarkt. De Hongaarse vluchteling Robert vertelde over het bezoek van de minister van Maatschappelijk Werk, Marga Klompé, aan een vluchtelingenkamp in Oostenrijk. Zij zocht volgens hem mannen die jonger waren dan 25 jaar. Ze zette die de volgende dag zelf op de trein naar Nederland.

Hulporganisaties

De Nederlandse regering besloot weliswaar Hongaarse vluchtelingen toe te laten, maar de opvang en financiering liet zij over aan particuliere hulporganisaties. Hongaarse vluchtelingen konden rekenen op grote steun onder de Nederlandse bevolking, want de verontwaardiging over de Russische onderdrukking in Hongarije was groot. Al snel na de opstand in 1956 werd bijvoorbeeld het Nationaal Comité Hulpverlening Hongaars Volk opgericht. Dit comité haalde geld op bij de Nederlandse bevolking voor de opvang van de vluchtelingen in Nederland. Ook gaf het hulp aan Hongaren in de vluchtelingenkampen in Oostenrijk.

Kerk in actie

Ook de kerken in Nederland protesteerden tegen de Russische inval in Hongarije. De Nieuwe Leidsche Courant berichtte op 10 november 1956: ’De Christenen in de hele wereld zijn ten diepste geschokt en ontzet over de tragische ommekeer, die het Hongaarse volk te lijden heeft, dat zo duidelijk zijn verlangen naar vrijheid en onafhankelijkheid in het nationale en het kerkelijke leven te kennen had gegeven.’ In zowel protestantse als katholieke kerken werden collectes gehouden voor de Hongaarse vluchtelingen. Ook werd opgeroepen tot gebed. Grote inspanning leverde het Nederlands Rooms Katholiek Huisvestings-Comité. Dit comité ondersteunde vooral het werk in de vluchtelingenkampen in Oostenrijk, maar bood ook hulp aan Hongaarse vluchtelingen in Nederland.

Hongaren op doorreis

De 3.000 Hongaarse vluchtelingen die tot Nederland werden toegelaten, zijn niet allemaal gebleven. Een deel vertrok weer. Zij gingen vaak niet terug naar Hongarije, maar reisden door naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Buiten de vluchtelingen uit de kampen liet Nederland ook Hongaren toe die zich wilden verenigen met hun gezin. Het ministerie van Justitie besloot per geval of iemand in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning. Daarnaast was Nederland gastland voor 2.000 Hongaarse vluchtelingen die op doorreis waren naar Canada. Zo verbleef een groep begin 1957 in bungalowpark Twenhaarsveld bij Holten. Zij waren in Oostenrijk geselecteerd om naar Canada te gaan en vertrokken ook inderdaad na drie maanden per boot.