Migratiebeweging

Gastarbeiders uit voormalig Joegoslavië

Nederland sloot in 1970 een wervingsakkoord met de regering van de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië. Er werkten al veel Joegoslaven in het buitenland (in 1971 19,1% van de beroepsbevolking: 860.000 mensen). Naar Nederland kwam een vrij klein deel van de Joegoslavische emigranten (in 1971 0,1% van alle Joegoslavische arbeidsmigranten). Nederland wierf Joegoslavische mannen voor de scheepsbouw, de metaal- en staalindustrie. Joegoslavische vrouwen werden geworven voor de visverwerkende industrie, de leer- en textielindustrie, de sigarettenindustrie en voor de verpleging. De arbeidsmigranten waren vooral Kroaten, Serviërs en Macedoniërs. Tewerkstelling gebeurde via een centraal arbeidsbureau in Belgrado. De bedoeling van de Joegoslavische overheid was om sterke banden met de migranten te behouden en hun terugkeer te bevorderen. De werving van gastarbeiders in Joegoslavië wijkt af van die in andere landen vanwege het grote percentage vrouwen. De regels voor de werving werden anders uitgelegd voor mannen dan voor vrouwen en vrouwen werden meer in de gaten gehouden door werkgevers en overheid. Net als andere migranten zetten de Joegoslaven een groot aantal verenigingen op. Het uiteenvallen van Joegoslavië had ook gevolgen voor de verenigingen; ze vielen uiteen en werden opgeheven of gingen zich meer op delen van het voormalige Joegoslavië richten.

Mijnwerker Franci Domevček (vooraan, vijfde van rechts, liggend op zijn linker zij) met collega’s voor de Oranje Nassau 3 in Heerlerheide (jaren dertig)