Migratiebeweging

Vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië

Gedurende de Koude Oorlog vormden Joegoslavische vluchtelingen één van de grootste groepen migranten, maar hun aantal telde zelden meer dan honderd per jaar. Dit veranderde na het verdwijnen van het IJzeren Gordijn (in 1989). Na het begin van de burgeroorlog in Joegoslavië sloegen niet minder dan zes miljoen mensen op de vlucht. Aanvankelijk kwamen vooral veel Bosniërs naar Nederland; zowel Bosnische moslims, Serviërs als Kroaten. In 1999 bestond de grootste groep uit Kosovaren. De komst van voormalig Joegoslaven zorgde in 1994 voor het recordaantal van meer dan 50.000 asielzoekers, die aanvankelijk een tijdelijke ‘ontheemdenstatus’ kregen. Het idee was dat zij buiten de asielprocedure konden blijven, omdat zij zouden terugkeren wanneer de oorlog in hun land voorbij was. Dit gebeurde echter niet en vele jaren later kregen zij toch een asielstatus. Het waren alleen de Kosovaren die merendeels terugkeerden. De opvang in Nederland kon de grote aantallen niet aan, wat ertoe leidde dat mensen soms moesten overnachten in maïsvelden. Zulke toestanden leidden steevast tot felle politieke en publieke debatten.

Eerste migratiegolf, 1990-1995

De eerste migratiegolf kwam op gang na de onafhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië in 1991. Zo’n 80.000 Joegoslaven (voornamelijk Kroaten, Serviërs, Bosniërs) trokken naar Centraal, West- en Noord-Europa waar zij voor het grootste gedeelte werden opgevangen door familieleden die al eerder als gastarbeider waren vertrokken. Dit was ook in Nederland het geval. Vanaf de jaren ’60 en ’70 kwamen veel Joegoslaven (de etniciteit werd nog niet geregistreerd) als gastarbeider naar Nederland. Na die tijd volgden familieleden in het kader van gezinshereniging. In 1990 telde het aantal Joegoslaven in Nederland  ongeveer 20.000. Deze banden met de eerdere gastarbeiders in het nieuwe land vergemakkelijkte de integratie van de nieuwkomers. Na 1992 ontvluchtte veel Bosniërs de regio vanwege het toenemende oorlogsgeweld. Zo’n 1,2 miljoen Bosniërs (Serviërs, Kroaten en Moslims/Bosniakken) vluchtten binnen de grenzen van voormalig Joegoslavië terwijl zo’n 1,3 miljoen over de grens trokken. Duitsland nam veruit de meeste Bosniërs op (zo’n 340.000 in 1997). Nederland nam 25.000 Bosniërs op. De publieke opinie in Nederland ten aanzien van vluchtelingen uit Joegoslavië veranderde sterk door de uitzending van tv-beelden van detentiekampen in Bosnië in 1992. Hierna verklaarde de regering zich bereid om vluchtelingen op te nemen. Zo’n 3000 Bosniërs kwamen hierna op uitnodiging van de regering naar Nederland . In september van dat jaar vond de eerste actie plaats en haalden twee Nederlandse treinen zo’n 1000 vluchtelingen op uit kampen in Kroatië. Het merendeel van de vluchtelingen ondernam echter zelf de reis naar Nederland.

Beleid

De eerste vluchtelingen aan het begin van de jaren ’90 kwamen op een toeristenvisum naar Nederland en hun verblijf werd hier gedoogd. Vanaf 1992 voerde de Benelux een visumplicht voor Bosnië in waarmee de komst van vluchtelingen werd bemoeilijkt. Voor asielzoekers uit voormalig Joegoslavië werd  in Nederland een speciale regeling getroffen. Zij werden als ‘ontheemden’ aangeduid en werden buiten de asielprocedure gehouden. Dit vanwege de verwachting dat hun verblijf van tijdelijke aard zou zijn. Na 1993 begon de Nederlandse regering met de behandeling van asielverzoeken van vluchtelingen uit Bosnië. De meesten kregen een A-status (officiële toelating als vluchteling) of een VVTV (voorwaardelijke vergunning tot verblijf).  Na de Daytonakkoorden in 1995 nam het aantal nieuwe asielverzoeken af en werd het toelatingsbeleid verscherpt. De focus kwam nu meer op ondersteuning van vrijwillige terugkeer te liggen.